vrijdag 1 mei 2020


Dropping van Zweeds wittebrood boven Alkmaar


In een van de verhalen op deze familiesite vertelt Ineke van der Knaap-Morsch dat ze met en paar nog thuis wonende ooms vanuit het huis in de Zocherstraat de droppings zag. Ik zag ze ook. Het moet op een zondag zijn geweest want we waren aan het wandelen. Mijn moeder met een wandelwagen met toen de jongste, Ineke (1944) aan de hand van mijn vader broer Jan (1942). Ik (1941) was al oud genoeg om los te mogen lopen. We waren op de Singel, net ten hoogte van de Molen van Piet, toen we de dropping zagen. Uit een vliegtuig dat de route van de Kennemerstraatweg volgde tuimelden honderden broden zie zich over de weg verspreidden. Er vielen nog een paar in de Singel en op het talud aan onze kant van het water. Uit alle huizen kwamen mensen om het brood te verzamelen. Het bewustzijn van mezelf was genoeg gegroeid om herinneringen vast te kunnen leggen. Ik herinner me dat ik de regen van brood zag als een interessant verschijnsel zonder dat ik me bewust was van wat er eigenlijk aan de hand was. Thuis hadden we geen honger. Mijn vader had toen een kruidenierswinkeltje op de hoek van de Baansingel en de Vondelstraat en er was altijd eten genoeg. Dat er zoiets als hongersnood bestond, besefte ik toen niet.

De reden dat ik me de situatie nog levendig herinner is dat mijn ouders ruzie kregen. Misschien was het de eerste keer dat ik dat bewust meemaakte. Mijn moeder drong er bij mijn vader op aan om een paar van die broden te pakken te krijgen. Hij had er kennelijk niet veel zin in en kwam niet in beweging. Mijn moeder bleef aandringen en hij mompelde tegenwerpingen waar mijn moeder boos van werd. Ik had er weinig van verstaan en begrepen, maar aan het einde van de woordenwisseling blafte mijn vader verstaanbaar dat die broden voor mensen met honger waren en wij daar niet bij hoorden. Ik had al eerder de neiging gehad om langs het steile talud af te zakken om een van die broden te pakken, maar toen ik die woorden van mijn vader hoorde, liet ik die neiging varen.

Thuis sliep ik met mijn broer Jan op een bed van lucifers. Dat zat zo. In het begin van de oorlog had mijn vader de hand kunnen leggen op een halve treinwagon met Zweedse lucifers. Goede ruilwaar. Een deel daarvan was opgeslagen in de kinderslaapkamer. Ik denk dat het zeker anderhalve meter hoog was want we moesten op bed getild worden. Daarover kwam ook ruzie. Mijn moeder zag het gevaar, maar mijn vader deed er nogal laconiek over. Ik kan me niet herinneren hoe het afgelopen is.

Ik was ook getuige van een verzetsdaad. Er was een razzia in de buurt en een buurman was via het achterom bij ons naar binnen gevlucht en vroeg hem te verbergen. Dat er bij ons gezocht zou worden was onwaarschijnlijk weet ik nu. Kruideniers waren vrijgesteld van ‘arbeitseinsatz’. De bedoeling was dat de buurman in de kelder zou verdwijnen. Het deel wat ik me nog precies herinner is dat ik in de gang stond te kijken naar het haastige gedoe en de buurman een angstige blik op me wierp en mijn vader vroeg: “Hij zal toch niet…..”. Ik begreep genoeg van de situatie om te begrijpen dat ik mijn mond moest houden over wat ik zag.

Van de vader van Ineke van der Knaap-Morsch, ome Niek, weet ik nog dat hij betrokken was bij het illegaal bomen zagen in de Alkmaarder Hout. Er was overal een tekort aan brandstof. Gelukkig hadden wij de lucifers!

dinsdag 5 december 2017

Stoeltje zetten met Sinterklaas


Vanmorgen dacht ik terug aan het sinterklaasfeest uit mijn jeugd. In de tweede klas van de lagere school, dat heet nu groep 4, verloor ik mijn geloof. Ik was net 7 jaar en tegenwoordig schijnt dat oud te zijn. Het verliezen van het geloof maakte het Sinterklaasfeest eigenlijk alleen maar leuker. Vanaf dat moment deed ik mee aan het in stand houden van het geloof bij de jongeren en maakte je deel uit van een soort geheim genootschap dat deed alsof de Sint echt bestond.

Ook de attractie van cadeaus krijgen leed niet onder het geloofsverlies, al wist ik dat niet vervulde wensen niet aan de alomvattende wijsheid van de Sint te wijten was. In die jaren leefden we zuinig. De zaak ging voor en mijn vader hield het zuinigheidsregime stevig in handen. Ieder jaar liet hij de teugel echter twee keer vieren. In de maand september gingen we met het gezin en soms meerdere gezinnen een dagje naar de grote stad Amsterdam. Lunchen op het Rembrandtsplein bij Heck. Pannekoeken met ranja als ik me het nog goed herinner. De tweede gelegenheid waarbij vaders beurs open ging, was met sinterklaas. Weken van tevoren mochten we al schoentje zetten en daar kwam een echte wortel en echt stro aan te pas. Voor we naar bed gingen werd er stevig gezongen door het jonge louterkoor en dat deden we bij de kachel die toen nog prima in het sinterklaasverhaal paste.

Zo’n week van tevoren mochten we onze lijstjes indienen. Daar werd door ons serieus werk van gemaakt. We verenigden in onze wensen het nuttige met het aangename en het mocht natuurlijk niet al te duur worden. Verlangend keken we uit naar 5 december, de dag dat we stoeltje mochten zetten.
Ieder had zijn eigen stoel en daar legden we onze wensenlijst op. Fanatieke zang bij de kachel moest de Sint ervan overtuigen ons huis niet voorbij te gaan. De spanning maakte het slapen moeilijk. Het duurde lang voor we insliepen en we werden veel te vroeg wakker. Met geroep en gedreig wisten onze ouders ons tot een uur of zes in bed te houden, maar daarna was er geen houden meer aan. In optocht gingen we naar de kamer die meestal alleen op zondagen werd gebruikt. Mijn vader deed plechtig de deur open en wij stormden daarna minder plechtig de kamer in en recht op onze stoel af. De cadeaus lagen op onze stoel uitgestald en snel inspecteerden we de oogst. Er was altijd sinterklaassnoep. Restjes uit de winkel omdat het na 5 december toch niet werd verkocht. Er waren altijd nuttige dingen, een nieuwe pyjama of een muts. Er was ook altijd speelgoed en dat was met zorg uitgekozen. Maar we mochten er nauwelijks aan komen.

De kamer met de gevulde stoelen was in de morgen een soort toonkamer. Buren en soms Opa en Oma kwamen langs, lieten bewonderende kreetjes horen al liet een enkeling wel doorsijpelen dat Sinterklaas, gezien mijn gedrag, toch wel erg goedgeefs was geweest. Als de optocht voorbij was konden we ons eindelijk op ons stoeltje storten en het speelgoed uitproberen. Op mijn liefste wens, houten noren (toen had je nog echte winters), moest ik twee jaar wachten. De praktische ‘sint’ reageerde nuchter op mijn commentaar. Je hebt toch doorlopers, wat zeur je nou. Een doorloper was zo’n schaats met een krul aan de voorkant, hopeloos ouderwets, maar maak dat de ‘sint’ maar eens wijs.

In een snel veranderende wereld is het Sinterklaasfeest een anker geworden waar we graag aan vasthouden. Vasthouden aan onze herinneringen en vastbesloten die sfeer aan onze kinderen mee te geven. Toen we zelf kinderen kregen moderniseerden we het in pakjesavond en bleef er aan het eind een grote zak met pakpapier en cadeauverpakking over. Nu vieren we sinterklaas met zijn tweetjes met chocolademelk en speculaas, we mijmeren over hoe het vroeger ging en vragen ons af wat de toekomst brengt.



zondag 22 januari 2017

Mijn eerste sinaasappel

                                                              


Het was een paar jaar na de oorlog dat sinaasappels weer verkrijgbaar waren in Nederland. Vermoedelijk was het in 1948 of 1949 dat ze voor de eerste keer bij ons op tafel kwamen. Mijn moeder vond dat we ze regelmatig moesten eten omdat het goed voor onze gezondheid zou zijn. Maar hoe krijg je je kinderen aan de sinaasappel als ze die voor het eerst zien.

Daar hadden ze wat op bedacht. Na een zondagse maaltijd bleef het toetje achterwege. In plaats van een puddinkje kregen we een sinaasappel, verklaarde mijn moeder plechtig. En mijn vader, aan het hoofd van de tafel, zou laten zien hoe je die vrucht te lijf ging.

Eerst rolde hij de sinaasappel tussen zijn handen en liet vervolgens zien hoe je met een mes de schil kerfde en die vervolgens pelde. Daarna verdeelde hij de ontblote vrucht in partjes. Achteraf terugkijkend vermoed ik dat mijn moeder een idee volgde uit de Beatrijs (de katholieke Libelle) dat de komst van nieuwe vruchten begeleidde. Afijn, de partjes lagen op het bord van mijn vader uitgesteld en wij wachtten op het moment suprême, vader eet een sinaasappel. 

Hij stak een partje in zijn mond en wat daarna volgde kan door de Beatrijs, het lijfblad van mijn moeder, niet zijn voorzien. Het eerst nog opgewekte gezicht van mijn vader verschrompelde. Hij kneep zijn ogen samen, trok zijn wangen in en zijn mond vertrok. “Jan, doe niet zo raar”, riep mijn moeder. Maar ons was duidelijk dat mijn vader leed en dat het lijden werd veroorzaakt door het partje sinaasappel in zijn mond. “En nu jullie”, riep mijn moeder, “trek je maar niks van je vader aan, want die stelt zich aan”.
Het werd een feest. Nadat het onze beurt was om een stukje in de mond te steken, leefde we ons uit in het trekken van verzuurde samengeknepen gezichten. Lachen geblazen natuurlijk, maar voor enkelen van ons was het vertrekken van ons gezicht geen grap. We leden hetzelfde lijden als onze arme vader. De sappen van het partje sinaasappel deed een aanval op onze zuurpapillen. Zeg maar een bombardement, want het was onverdraaglijk.

Als nooit eerder werd ik me er bij deze gelegenheid van bewust dat zure dingen nauwelijks verdraagbaar waren. De ellende daarvan is dat het niet zo maar door je omgeving wordt geaccepteerd. “Stel je niet zo aan”, kreeg ik regelmatig te horen. Pas veel later kwam ik achter de oorzaak. De verdeling van smaakpapillen op de tong is niet bij iedereen hetzelfde. De papillen voor ‘zuur’ liggen aan de zijkant van de tong. Vandaar dat je je wangen intrekt als je iets te zuur vindt. Sommige mensen, en bij mij is dat het geval, hebben een overmaat aan zuurpapillen. Zuur heeft dan een veel groter effect dan bij mensen die een normale verdeling van zuurpapillen hebben. De verdeling van smaakpapillen is genetisch bepaald. Ik ga er dus van uit dat veel meer Louters dat mee hebben gekregen en daardoor de neiging hebben om zuur te mijden.
Tot mijn ongeluk ben ik getrouwd met een vrouw die een verzaligd gezicht trekt als ze een net uitgeperste citroen gulzig naar binnen slorpt. Alleen het zien al bezorgt me rillingen. In de eerste jaren van ons inmiddels lange huwelijk vond ik de sla altijd te zuur, aan sinaasappels waagde ik me niet en van appels wilde ik eerst heel zeker weten dat ze zoet genoeg waren. Ze vond me maar een aansteller en het heeft enige jaren geduurd voor ze bereid was om mijn verhaal over smaakpapillen te geloven. Of ze het echt gelooft, weet ik nog steeds niet zeker. Maar als bijdrage aan  het in stand houden van ons lange huwelijk wordt de sla tegenwoordig bereid met een zoetige saus waarin een verre herinnering aan zuur nog een beetje aanwezig is. Zelfs nu nog gaat de eerste hap met wantrouwen. 

Het leven kan soms zuur zijn en je zuur opbreken als je in een omgeving verkeert waar zuur of zuur gemaakt voedsel lekker wordt gevonden. Op zo’n moment voel ik me als een blinde in een ziende wereld. Ze hebben zelden begrip. Wat voor hen lekker is, is voor mij te zuur. Mijn vader had dat al en ik denk nog regelmatig aan zijn vertrokken koppie.



vrijdag 14 oktober 2016

Geschiedenis van de familie Louter uit Alkmaar













Geschiedenis van de familie Louter uit Alkmaar
16 oktober 2007



INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

Waar komt de naam Louter vandaan?

 Veel verschillende families Louter

De naam Louter in het Noorderkwartier in de 16e -18e eeuw West-Frieze tak

Kennemer -tak: plaatsbepaling

Kennemer-tak: stamvader Sijmen Janszoon 1729 Jan Louter (1732 -1789)


Tweede huwelijk van Jan Louter met Maartje Willems Dekker

De kinderen van Jan Louter en dan vooral Zijmen Janszn Louter (1767-1798) Aagje Louter-Morsch, vrouw van Sijmen Jans Louter

 Adriana Louter -zus van Jan Sijmens Louter

Jan Sijmens Louter (1798-1869) en Maartje Gerrits Tromp (1799 -1874) 

Gerrit Louter (1828 -1884)

Jan Louter, winkelier te Schoorl (1856- 1920) 

Herinneringen van Gert Arieszn Louter

Piet Louter (1887-1963) en Klazina Dekker (1892 -1964) en hun kinderen

Bets Louter
Trien Louter
Grote Jan Louter
Grote Riet Louter 
Toos Louter
Gert Louter 
Arie Louter 
Annie Louter
 Frans Louter
 Nico Louter 
Corrie Louter 
Ina Louter 
Nel Louter 
Jaap Louter
 Rietje Louter 
Joop Louter
Piet Louter 
Jan Louter 
Ton Louter 
Gerard Louter

Herinneringen van kleinkinderen Jeugdherinneringen van Tante Trien Morsch-Louter


Voorwoord


In dit document is de geschiedenis van de familie Louter uit Alkmaar verhaalt. Na te hebben gewoond in Heiloo, Limmen en Castricum, belanden de nazaten van Sijmen Jans Louter in Schoorl en Alkmaar In deze laatste plaats gaan Piet Louter en zijn vrouw Klazina Dekker in 1913 wonen, waar zij met succes een eierengroothandel opzetten en een gezin met maar liefst 20 kinderen groot brengen.
Dit document is tot stand gekomen door enerzijds archiefwerk (tot circa 1900) en anderzijds het putten uit herinnering en teksten opgetekend door de nog levende familieleden. Hier  is door verschillende personen aan bijgedragen. Grote dank zijn we hierbij verschuldigd aan Peter Louter en Gerard Groot (getrouwd met Carla Louter), die diverse teksten voor dit document hebben aangeleverd.

Veel van de opgetekende teksten zijn interpretaties en kunnen dus onjuistheden bevatten. Er is in de archieven en de hoofden van vele mensen nog informatie beschikbaar die de moeite van het vermelden waardig zijn en waar we dan ook zeer in geïnteresseerd zijn. Graag vullen we het document aan met meer foto's, archiefwerk en memoires.
Wij hopen dat u veel leesplezier beleeft aan dit document. 
Jaap Louter, Heerhugowaard, 072-5716928
Pieter Louter, Castricum, 0251-650635 
Gert Aries Louter, Schoorl

Over de foto op de eerste bladzijde
Dit is de foto genomen ten tijde van het huwelijk van Piet Louter en Klazina Dekker te  Schoorl op 11 juni 1913. Het is de enige foto waar Jan Gerritszn Louter op staat.

Knielend: Johan, Bets, Maria en Jaap (pater Nerius) Louter

Zittend twee ouderstellen: Jan Louter, Maria Ranzijn, Gerardos Dekker en Catharina IJpelaan

Staand: Klaas, Ans (jong meisje), Catharina en Arie Louter, Cornelia Louwe (vrouw van Gert), Jan, Gerard en Piet Louter (de laatste bruidegom), Klazina Dekker (bruid), Trijn, Anna, Cornelia, Frans, Gert en Jan Dekker.


Geschiedenis van de familie Louter uit Alkmaar


Waar komt de naam Louter vandaan?

Taalkundig betekent louter: zuiver. Voorganger van het woord 'louter' in het Oudnederlands waren onder meer: lu(i)ter, lutter en lotter. De verwantschap met Oudduits, Frankisch, Saksisch en Oudengels blijkt respectievelijk uit: Lüter, hluttir, hlütta en, hlüttor. Het huidige Duitse woord: lauter, betekent evenals in het Nederlands, zuiver.

Er is veel gespeculeerd over de herkomst van de Louters en de naam Louter. Deze komt ook  in verschillende vormen voor (de Louter, Louters, Louter Louter, Lauter, Louteren). In de 16e eeuw komt de naam Louter al diverse malen voor. Zo wordt bijvoorbeeld in Alkmaar in 1573 bij het Alkmaars beleg een huis grenzend aan het erf van Reijer Louter gesloopt, teneinde de verdedigingswallen van Alkmaar te versterken.

Het is goed mogelijk dat er meerdere families Louter bestaan in Nederland, die geen verwantschap met elkaar hebben. Gelet op de grote familie Lauter in Duitsland, lijkt verwantschap met die familie in oorspong het meest waarschijnlijk.

Veel verschillende families Louter

In Nederland zijn thans de volgende takken te vinden, blijkens onderzoek van Leen Louter (afstammeling van de eerstgenoemde tak).

Charlois en Zeeuwse tak.
In Charlois is de oudst bekende Lenaert Aertsz. Louter, genoemd in de archieven van de  polder Nieuw Beijerland voor het delven van een bermsloot in mei 1618. Ook is  bekend  Pieter Aertsz Louter, gestorven in Charlois en begraven in de Nederlands Hervormde Kerk aldaar in Mei 1654. In 1623 en 1640 is hij geregistreerd voor belastingen in Charlois.
Voorts heeft een zekere Aert Louter de sluis van Nieuw Beijerland schoongemaakt in oktober1634. Leendert Pietersz. Louter trouwt in 1660 en sterft op 1 januari 1676 in Charlois. Leendert Leendertsz. Louter (ook wel lout genoemd) is in 1658 met zijn vrouw lidmaat aan de Zuytzij in Nieuw Beijerland.
Deze tak ontwikkelt zich verder in de buurt van Zeeland en Rotterdam en kent thans nog vele nazaten.
Indruk is dat het betreft uit afstammelingen van een en dezelfde persoon en niet zoals in Noord-Holland een frequenter voorkomende naam zonder een duidelijk verband.

Utrechtse tak.
Het betreft vooral de naam De Louter die hier veel voorkomt.

Ouwerkerk a/d IJssel/Krimpenerwaard
Volgens Leen Louter is deze tak uitgestorven. Hij heeft hier nog geen boek over uitgegeven. Klassiek verhaal van deze tak betreft kapitein van het fluitschip 'Het Rad van avontuur' Jacob Cornelisz. Louter, die in 1682 bij de walvisvaart tegen een ijsberg nabij Groenland vaart. Hij woont in Rotterdam en vaart voor Dirck Simonsz. Boelen uit de Rijp.
Een andere naam die opduikt in de geschiedenis is die van Teunis Jansz. Louter, welke sterft op 6 Maart 1715 in Ouderkerk a/d IJssel. Hij krijgt in 1685 in Ouderkerk a/d IJssel een zoon Jan (Johannes?) T(h)eunisse Louter. Ook hier is de naam Louter te herleiden tot een enkele persoon. Het feit dat de stamvader een schipper is, duidt wellicht ook op een herkomst uit een andere streek.


Groningertak De eerste keer dat de naam in Groningen voorkomt, betreft een Hindrick Louter die op 2 juli 1711 in Groningen trouwt. In 1759 wordt een Willemtien Louter geboren, terwijl vervolgens dit spoor weer in 1804 te Nieuwe Pekela (Gr.) wordt opgepakt met de geboorte  van Christiaan Louter Louters. Deze krijgt 7 kinderen en vormt daarmee een eigen stamboom. Link met andere takken is niet helder.

Betuwetak. Dit betreft een kleermaker die met 100% zekerheid vanuit Duitsland in 1798 met de naam Philip Lauter zich in Dodewaard vestigt. Hij is geboren op 9 mei 1780 in Nassau Dietz. Zijn huwelijk is in 1808 in Dodewaard, waar hij 7 kinderen krijgt. Zijn naam wordt omgedoopt in Louter.

Noord-Hollandse takken. Opvallend is in de 17e eeuw dat de naam Louter in het Noorderkwartier meer dan eens voorkomt en deze ook systematisch gebruikt wordt als familienaam in een tijd dat dit nog niet echt de gewoonte was.

In 1947 heeft een volkstelling plaatsgevonden, waarbij in Noord-Holland 959.078 personen werden geregistreerd, met 50.778 verschillende namen. Meest voorkomende naam was Bakker (9.922 personen), gevolgd door De Vries, Smit, De Jong, Visser, De Boer, Dekker, Groot en Meyer. De naam Louter werd toen in Noord-Holland door 125 personen gedragen.

De naam Louter in het Noorderkwartier in de 16e-18e eeuw

De naam Louter komt in de 16e en 17e eeuw regelmatig voor in Noord-Holland, zonder dat  hier makkelijk een verband is te bepalen. De belangrijkste waarnemingen zijn:
-  Olbrant Jansz Schipper verklaart betaald te zijn door Burgemeesters, wegens de opstal van een tijdens het beleg afgebroken huis (1573), gelegen aan de noordzijde op het  einde van de Leedt, eertijds belend ten westen van het erf van Reijer Louter.
-  Schout en schepenen te Ursem verklaren dat Jan Claasz. Louter, molenaar, en Jan Maartsz, molenaar, verkocht hebben aan Jacob Jansz. Comans, poorter van Alkmaar en thans wonende te Rustenburg, een rente van 30 carolusgulden, staande ten lijve van de koper en zijn vrouw Maartje Hendriksdr., waarvoor zij verbinden 1 morgen weiland in de ban van Ursem (3 juli 1600, R.K. Wees- en Armenbestuur).
-  Testament in 1630 van Jan Pietersz. Louter, schipper en getrouwd met Maartje Ariensdr.,  wonende te Rustenburg. Zes kinderen Meijnu, Lijsbeth, Trijn, Ariaantje, Pieter en Adriaan.
-  16 juli 1666 Verkoop van een kamer en erve op de Santhoek te Alkmaar, achter de Bruinvis. Verkoper is Adriaan Jansz. Louter. Naar we aannemen is deze Adriaan dezelfde als de zoon van Jan Pieterszoon Louter en Maartje Ariens uit Rustenburg.
-  1670 Huwelijk van Jan Louter met Griet Claas in de Beemster. 26-9-1671 Geboorte van hun dochter Guurt.
-  28 mei 1688. Notariële acte betreffende Sijmon Sijmonsz. Louter, watermolenaar in de Purmerpolder in de 17e eeuw. Hij was getrouwd met Aaltje Jans op 7-12-1659 in Purmerend en trouwde Trijn Jans op 6-9-1669 eveneens in Purmerend.
-  Jan Pietersz. Louter uit de Schermeer is in 1710 borg voor Simon Sneeboer en zijn kinderen.

Opvallend is dat deze waarnemingen allen rond Ursem en Rustenburg plaatsvinden. Als je  een cirkel om deze plaatsen trek, dan vallen de Purmer, Wognum, Alkmaar en Heiloo daar snel binnen. De drooglegging van de meren zullen zij van dichtbij hebben meegemaakt.
Met is dan ook waarschijnlijk dat een of meerdere van de genoemde mensen de stamvaders zijn van de Louters in Noord-Holland.


De Noord-Hollandse Louters zijn te splitsen in een West-Frieze en Kennemer tak.

West-Friese tak

Rond Wognum komen sinds circa 1700 de naam Louter voor. We noemen dit in navolging van Leen Louter de West-Friese tak.

Het start met Claes Janszoon Louter, timmerman te Hoogwoud, getrouwd met Maritje Jans. Hun zoon Maarten Claeszn Louter en Aeght Pieters krijgen vijf kinderen (Pieter, Cornelis, Jan, Maartje en Jan Wognum). Zij woonden te Hoogwoud en later in Opmeer. De laatste Jan Wognum trouwt te Opmeer met Neeltje Pieters en krijgt een dochter Aeght (1707). Zij trouwt met Jan Dirks Bakker, die ook de naam Louter aanneemt. Hun zoon Klaas Janszoon Louter trouwt in 1765 en krijgt vele kinderen. Twee personen daarvan zetten de stamboom met nazaten in deze tijd voort: Freek Louter te Benningbroek en zijn broer Ewout in de Haarlemmermeer.

In dit stuk wordt verder niet meer ingegaan op deze tak. Wij concentreren ons op de Kennemerktak.

Kennemer-tak: plaatsbepaling

De Kennemertak start met zekerheid in 1729 met Sijmen Jans Louter, die vanuit de Schermeer naar Heiloo is getrokken. Zijn nazaten wonen de 150 jaar daarna nabij Heiloo, Limmen en Castricum. Om dit te plaatsen is hieronder een hedendaagse plattegrond van dit gebied hieronder weergegeven.





Kennemer-tak: stamvader Sijmen Janszoon 1729
De Kennemertak is met zekerheid te herleiden tot Sijmen Janszoon Louter, die op 13 februari 1729 trouwt voor de gemeente te Heiloo met Maartie Sijmens van Vliet. Opgetekend wordt in het R.K. huwelijksregister: "Sijmen Jansen uyt de Schermeer cum Maartie Sijmens". Uit het burgerlijk huwelijksregister blijkt dat zij beide al te Heiloo wonen. Maartje is er geboren en woont in het dorp Heijloo en Sijmen werkte in de nabijheid er al enige tijd als boerenknecht.

Op dat moment was Heiloo een kleine gemeente. Er woonde circa 450 mensen, waarvan verreweg het merendeel katholiek. Het bestond uit diverse buurtschappen, waarvan Heiloo de buurt rond de witte kerk betrof.

Het lijkt Sijmen en Maartie mee te zitten: zij raakt al snel zwanger. Echter bij de geboorte van zoon Jan slaat het noodlot toe. Maartie overlijdt op 12 april 1731, enkele dagen na de geboorte. Het kind wordt wel ingeschreven in het doopregister van de parochie in Heiloo, waarbij de vader met zijn achternaam als Sijmen Louter wordt ingeschreven. Als getuige wordt Trijn Gerrits genoemd. Echter het kind zal snel daarna zijn overleden.

Op 13 januari 1732 trouwt 'Sijmon Louter weduwnaar wonende tot Heijloo, Bruijdegom met Maartje Jacobs, Jonge dogter mede wonende in Heiloo, Bruijt'. Pieter Comelis was getuige. Op 2 november 1732 wordt hun zoon Jan ingeschreven bij de R.K. kerk. Doopgetuige is Trijn Gerrits (die dit ook was bij de vorige Jan).

Veel over het leven van Sijmen en Maartje is niet bekend. Zij hadden weinig bezit, want in de boeken der verpondingen (legger van landerijen) uit 1732 van Heiloo worden zij niet genoemd. Vermoedelijk werkte Sijmen als knecht bij de weduwe Gerrit Pieters Nanne die ten noordwesten van het dorp Heiloo een boerderij bezat en een tweede pachtte. Trijntje Gerrits was haar oudste dochter (9 tot 10 jaar toen zij optrad als getuige). Huwelijksgetuige Pieter Comelis was ook bekend met de weduwe Nanne. Hij trouwt in 1734 met haar en wordt voluit genoemd Pieter Comelis Baccum.

In het armenboek in 1732 wordt een keer genoemd: 'Betaald aan Sijmen Jansz. Een jaar kostgeld ter verschot van Sijmon Dammisz. Sijmen heeft een wees tegen betaling een jaar onderdak gegeven.

In 1737 slaat het noodlot plotsklaps toe. Op 14 mei wordt Maart Jacops ingeschreven in het katholiek register van overlijden in Heiloo. De volgende overledene in hetzelfde register op 22 mei is Sijmen Janzen. Zoon Jan is plotsklaps wees geworden.

Jan Louter (1732-1789)

Jan werd wees toen bij 5 jaar oud was en zijn erfenis was beperkt. De armenvoogdij was redelijk geregeld in Heiloo. Er waren twee armenvoogden, die jaarlijks de bezittingen beheerden en buren inden en hiervoor gelden aan de armen en wezen gaven. Men beschikte over de nodige landerijen die jaarlijks werden verhuurd. Zij die niet door de kerk of familie werden opgevangen, werden door de armenvoogden verzorgd.

Op het moment dat Jan wees werd, was Claas Ariens Man, broer van de weduwe Gerrit Nanne (ofwel Aaltje Ariens Man, de vrouw waar Sijmen bij werkte) net Armenvoogd geworden. Hij was in 1719 getrouwd met Ariaantie Pieters, maar zij hadden nooit kinderen gekregen. Zij wonen in de gemeente Heiloo, aan de Oosterzij (zie kaartje, de zuidzijde van Heiloo werd ook wel Oesdom genoemd).


Claas heeft bezittingen in zowel Heiloo als Limmen. Zij nemen Jan als pleegkind aan. In de jaren veertig treed Claas enige tijd als schepen op, waarbij hij aktes met een kruis tekent. In 1751 overlijd Ariaantje en vermoedelijk ergens rond 1765 overkomt ook Claas hetzelfde lot.

Leven op het platteland was in de 18e eeuw niet gelukkig. Heel Nederland kende een periode van teruggang en had te kampen met extreem koude winters en runderpest die in drie perioden voorkwam (1714-1720, 1744-1760, 1769-1770). In het Noorderkwartier kwam daar ook nog eens paalworm bij, die de bedijkingen bedreigde. Hierdoor werden extra belastingen geheven. Er was sprake van een eeuw van totale teruggang. In totaal is de bevolking in deze eeuw in  het Noorderkwartier met de helft teruggelopen.
In het duinkavel sloeg de runderpest hard toe. Met name de tweede golf had een grote impact. V eel land werd niet meer bebouwd, want het bracht onvoldoende op om het morgengeld, de landsbelasting en molengeld te betalen.

In Heiloo was in 1755 als schout Willem Laarman benoemd, die de achterstanden hard aanpakte. Zo wordt Claas Man gedwongen om zijn bezit te verkopen in 1758. Hij verkoopt  het voor een schijntje (65,-) aan Comelis Bommer, zijn buurman (die het een aantal jaren  weer terug geeft aan Claas). In 1763 wordt een vrijstelling voor verpondingen verleend, waardoor de welvaart weer wat kan toenemen.

Tegen deze achtergrond moet het leven van Jan Louter worden gezien. Hij was akkerbouwer, die verschillende stukken land op fortuinlijke wijze verkreeg. Zo komt de 3 morgen en 700 roede van Heilige Geestweijdt via Claas Man en Comelis Bommer tot zijn bezit. Ze moeten echter wel grote zorgen hebben gehad in die jaren.

Op 13 september 1761 wordt in het huwelijksregister van de kerk te Heiloo ingeschreven Jan (Zijmense) Louter et Maartje (pieters) Baccum. Ook in het gemeenteregister van Heiloo worden ze beide in de eerste echt ingeschreven. Het betreft een huwelijk pro deo (voor niet vermogenden).

Maartje is een goede bekend, zij is namelijk in 1734 als eerste kind van Pieter Cornelis Baccum en Aaltje Ariens Man geboren. Zij is dus eigenlijk als een soort nichtje voor Jan en circa 27 jaar oud bij hun huwelijk.

Vlak na het huwelijk maakt Claas Ariens Man zijn testament op. Hij bepaalt dat zijn enige erfgenamen Jan en Maartje zijn, die op dat moment ook bij hem inwonen.

Jan en Maartje krijgen diverse kinderen:
-                         Maartje, 30 januari 1765, getuige Maartje Krelis Kolster
-                         Sijmen, 16 mei 1766, getuige Arie Pieter Baccum (broer van Maartje ).
-                         Sijme, 28 juni 1767, geen getuige
-                         Claas, 25 oktober 1769, getuige Grietje Gerrets
-                         Petrus (pieter), 9 mei 1772, getuige Comelis Jansz Poel
-                         Krelis (Comelis), 16 februari 1775, getuige Gerrit Krelis.

Het derde kind Sijme wordt vermoedelijk dood geboren, aangezien het het enige kind betreft waar geen getuige optreedt. Zoon Claas is natuurlijk naar de pleegvader van Jan vernoemd.
Zoon Pieter werd kort daarop geboren en naar zijn net overleden Opa Pieter Cornelis Baccum genoemd. Zoon Cornelis wordt in.177S geboren. Later duikt deze zoon en ook Klaas niet.


meer op. Zij zijn echter in de overlijdensregisters van Limmen en Heiloo niet vermeld. Vermoedelijk zijn zij snel overleden (in periode 1772-1776 ontbreekt het sterfregister te Heiloo).

Jan is landbouwer. Hij woont in het huis van Claas Ariens Man, wat het voorlaatste huis aan de Oosterweg aan de grens van Limmen betreft. Hij erft diverse stukken land van zijn pleegvader en koopt in 1764 ook een stuk grond. Daarnaast wordt hij diverse malen genoemd als pachter van stukken land. Zo pacht hij tot 1783 een stuk land te Heiloo van de armenvoogden van Limmen. Opvallend daarbij is dat hij sommige jaren zeer laat betaalt.

In 1780 en 1781 verkoopt Jan een deel van zijn land te Heiloo. In 1783 verkoopt hij het huis aan de Oosterzij en verhuist naar Limmen. Het betreft een verhuizing van misschien 1-2 kilometer. Ze hadden inmiddels enig vermogen verkregen. Of ze verhuisde vanwege ziekte van zijn vrouw is niet duidelijk (de chirurgijn woonde te Limmen). Echter, Maartje is bij de verhuizing vermoedelijk al ziek geweest. In het doodsregister van de gemeente Limmen staat in juli 1784: 'heeft Jan Louter aangegeven 't lijk van zijn vrouw genaamd Maartje Bakkum ... fl. 3,-

Tweede huwelijk van Jan Louter met Maartje Willems Dekker

Drie jaar later trouwt Jan weer op 20 october 1787 te Limmen:

Jan Louter weduwnaar woonende alhier met Maartje Willemsz Dekker weduwe mede alhier woonagtig, bijde in de classificatie van 3 gulden dies'. Zij betalen samen 6 gulden.

Duidelijk is dat Jan in betere doen is gekomen. Hij wordt bij zowel het overlijden van zijn vrouw alswel het nieuwe huwelijk niet meer voor pro deo aangeslagen. Ook zijn nieuwe  vrouw Maartje betaalt 3 gulden. Beiden worden geregistreerd als woonachtig te Limmen.

Zijn nieuwe vrouw is geboren en getogen in Limmen. Zij heeft twee broers (Abraham en Jacob) en een zus. Haar ouders zijn beide overleden in 1772. Als ze met Jan trouwt, heeft ze   al een rijk huwelijksleven achter de rug:
1.  eerste huwelijk met Claas Wuberts Melkert op 1 maart 1772. Claas sterft op 21 mei 1777. Voor beiden betrof het eerste echt, beiden kwamen uit Limmen, geen kinderen bekend. Betrof een pro deo huwelijk en overlijden.
2.  het tweede huwelijk was met Pieter Jansz. Overtoom op 6 februari 1780. Pieter was al eerder gehuwd geweest. Hij stierf ook al weer snel op 8 april 1781. Kinderen zijn niet bekend. Ook dit was een pro deo huwelijk en overlijden.
3.  het derde huwelijk van Maartje was met Engel Sonneveld, die eerder met Grietie Claas Baccum in 1758 getrouwd was en een tweeling van haar had gekregen. Zij trouwden op 9 september 1781 (4 maanden na het sterven van de vorige echtgenoot van Maartje). Engel overlijd alweer snel, namelijk op 5 juli 1784. Engel werd voor 3,- aangeslagen, terwijl Maartje pro deo trouwde.

Het lot van de eerdere echtgenoten treft ook Jan, want op 27 augustus 1789 geeft zijn zwager Jacob Willems Dekker (die ook wel Jacob Bram wordt genoemd) het lijk aan bij de gemeente Limmen (wederom voor 3 gulden). Hij is 57 jaar oud geworden.

Maartje Willems trouwt daarna niet meer. Zij blijft te Limmen wonen en neemt een  schoonzus in de kost, waarvoor zij kostgeld van de armenvoogden van Limmen krijgt. Op 10 juni 1804 overlijd zij te Limmen. Zij wordt onder afdracht van 3 gulden begraven en had dan dus nog enig vermogen.


De kinderen van Jan Louter en dan vooral Sijmen Jans Louter (1767-1798)

Jan had bijna al zijn bezit verkocht, behalve een stuk land genaamd de Heilige Geestweijdt. In 1794 besluiten de kinderen dit ook te verkopen aan de weduwe Bommer voor fl.1.400 gulden. Toch een behoorlijk som geld voor die tijd.

Het geluk lijkt Sijmen dan ook toe te lachen. Hij trouwt op 1 februari 1794 met Aagje Ariens Morsch uit Limmen. Zij trouwen te Castricum en vestigen zich hier ook. Ze worden geregistreerd als zijnde 'nu beijde alhier woonachtig'. Sijmen zet zijn handtekening, terwijl Aagje met een kruis tekent. Het betreft een pro deo huwelijk. Sijmen en Aagje krijgen twee kinderen. Adriana die in 1796 wordt geboren en Joannes (Jan) die in 1798 wordt geboren.

Dit geluk wordt overschaduwt door een paar lelijke overlijdensgeschiedenissen in de familie. Het start met het overlijden van Aagjes broer Pieter Ariens Mors te Limmen op 5 juni 1796. Hij wordt aangegeven door zijn broer Gerrit Ariens Mors tegen afdracht van drie gulden.

Dit blijkt nog niet genoeg, want een paar maanden later volgt Sijmens jongere broer Pieter. In het gemeente begraafboek van Heiloo wordt ingeschreven op 4 november 1796 'Het lijk van Pieter Louter, aangegeven door Sijmen Louter onder de onvermogenden, us acte…… Pro deo'. Hij is slechts 24 jaar en 8 maanden oud, nog ongetrouwd. Voorts was hij dus nog in Heiloo woonachtig.

Ook het geluk van zus Maartje bleek maar van korte duur. Zij trouwt op 18 april 1795 te Bergen met Hendrik Comelis Kager. Volgens het trouwregister woont zij al in Bergen bij haar trouwen. Ze betalen ieder 6 gulden, dus beiden hebben enig vermogen. Op 4 april 1797  krijgen zij een tweeling. Deze worden niet oud, evenals hun moeder. Maartje Jans Louter wordt door haar man eind april als overleden aangegeven (3,- belasting). Op 7 juli 1798 hetrouwt Hendrik Kager alweer (nu met afdracht van 3 gulden voor alleen hemzelf).

Het noodlot wat voor de familie Louter in de 18e eeuw toch al goed tierde, slaat in 1798 nogmaals toe. Op 7 september 1798 geeft Gerrit Tromp het lijk van Sijmen Louter in Castricum aan onder de onvermogenden. Hij is dan 32 jaar oud.

Volgens het ”Gaarboek van dorpsschot van Castricum 1771-1801” is Sijmen Louter' woonachtig in Castricum in 1795, want vanaf dat jaar moet hij dorpsschot betalen. Dit betreft belasting ter bestrijding van dorpskosten. Inning is gebaseerd op 1/16e deel van iedere 300 gulden  kapitaal.  Sijmen  wordt  geregistreerd  als  een  van  de  armere  inwoners,  hij    staat
geregistreerd voor een half zestiende deel (dus circa 150,- vermogen).

Ben jaar na het overlijden van Sijmen, vind de invasie van de Engelsen en Russen in Noord- Holland plaats.
Bij de slag om Castricum in oktober 1799 tekent Pastoor Bommer uit Castricum het oprukken van de Engelsen en de Russen langs Bakkum op. Zij passeren in zijn verslag van deze  veldslag daarbij het huis van de 'weduwe Louter'. Het huis zal vermoedelijk grote schade hebben geleden. Enkele maanden na de slag bij Castricum, verhuist Aagje Morsch van Castricum naar Limmen.


Aagie Louter-Morsch, vrouw van Sijmen Jans Louter

Hiervoor werd Aagje Morsch als vrouw van Sijmen Jans Louter genoemd. Aagje is geboren te Limmen op 24 juli 1769. Haar vader was Arie Pieters Morsch en zij is het 6e kind uit zijn huwelijk met Maartie Genits Boer, geboren op 24 juli 1768 te Limmen

In januari 1784 overlijdt haar vader (tegen betaling van drie gulden). Ondanks het vroege overlijden van haar man, lijkt de weduwe Arien Morsch in goeden doen. Zij woont in een boerderij aan de Westerzij.

Na het overlijden van haar eerste man, hertrouwt Aagje met Claas Jans Bos. Deze was geboren in Castricum en werkte al vanaf 1777 als landbouwer aldaar. Op 8 februari 1800 trouwen ze te Castricum, 4 maanden na de veldslag. Mogelijk is hun bezit verwoest en vertrekken zij daarom snel naar Limmen. In het gaarboek wordt bij Claas Bos vermeld 'Met 1800 naar Limmen verhuisd'. Wellicht starten ze opnieuw met hulp van Aagjes moeder (die woonde in Westersij). De huwelijksakten tekenen ze beiden met een kruis. Klaas betaalt 3 gulden belasting, Aagje is pro deo.
Er volgen ook 2 kinderen uit dit huwelijk, beide geboren te Limmen: Trijntje en Jan.

Op 19 oktober 1815 kochten Claas Bos en Aagje Morsch de boerderij van Aagjes moeder, dit betreft de boerderij gelegen aan de Westerweg 21. Dit was een boerenstolp gebouwd in 1630 met enige afstand van de weg.

Claas overlijd op 4 maart 1828 op 74-jarige leeftijd. Een jaar later volgt Aagje op 59-jarige leeftijd. Zij wordt aangegeven door Jan Apeldoorn, haar schoonzoon getrouwd met haar eerste dochter Adriana Louter.
De laatste 2 waren in 1826 getrouwd te Limmen en krijgen 9 kinderen. Ariaantje Louter overlijd in 1888 en wordt begraven op het R.K. kerkhof te Limmen.

Jan Sijmens Louter en Maartje Gerrits Tromp

Jan Sijmens Louter zet de stamboom voort. Hij trouwt op 22 februari 1824 te Castricum met Maartje Gerrits Tromp, geboren oktober 1799. Zij is de dochter van eerder genoemde Gerrit Tromp, die Jans vader bij overlijden aangaf. Mogelijk werkte Jans vader destijds als knecht bij Gerrit. In zijn trouwakte wordt vermeld dat hij voldaan heeft aan de landmilitie.

In 1830 woont Jan Louter op de Schulpstet nr. 8 te Castricum met zijn vrouw Maartje Tromp en hun kinderen Simon, Antje en Gerrit en de dienstmeid Maartje Visbeen. Hij is boer. Geregistreerde adressen tijdens hun leven zijn Schulpstet, Noordeinde en Brakersweg 24 (allemaal dezelfde plek: bij de schulpstet tegen Bakkum aan, zie ook eerder kaartje).

Zij wonen dichtbij hun schoonouders. Op nr. 9 woont Gerrit Tromp (61 jaar) schelpenkoopman, winkelier, boer, gecommitteerde in de schulpenhandel en gemeente- raadslid. Hij woont met zijn vrouw Willemijntje van Winsen en hun (vrijgezelle) zoon Jan. Gerrit heeft vele omliggende percelen in zijn bezit, waaronder nr. 8 waar zijn dochter woont. Achter zijn erf heeft hij een schuitenhuis, wat uitkomt op de Schulpstet.

Gerrit was een geziene man. In 1822 klagen schulpenvissers bij de Gouverneur van Noord- Holland. Ambachtsheer Schuyt zou het plezierig vinden als de Gouverneur voor alle  mogelijke informatie de boer Gerrit Tromp, opzichter van de schulpen, zou willen ontvangen. Schuyt noemt Tromp een eerlijk en geloofwaardig man, die reeds vele jaren die post bekleed en trouw heeft waargenomen. Het is dan ook niet vreemd dat de naam Gerrit door het nageslacht vaak wordt gebruikt.

Zoon Jan Gerrits Tromp runde waarschijnlijk de winkel (was als winkelier getuige bij een huwelijk). Op 3 juli 1832 overlijdt Gerrit Tromp te Castricum. Niet veellater (11 juli 1832) volgt Willemijn. Beide keren worden aangifte door Jan Louter en hun zoon Jan Tromp  gedaan.

Jan en Maartje krijgen de nodige kinderen, allen te Castricum. :
1.    Simon, geboren 22 februari 1825. Simon blijft in Castricum wonen en zat de diverse familietradities voort. Zijn boerderij brand af in 1866 en hij bouwt op Brakersweg 24 een nieuwe boerderij, welke nog steeds bestaat. Voorts heeft hij diverse panden in de buurt, waar zijn kinderen gaan wonen. Naast de boerderij zet hij ook de winkel voort, die later door zijn oudste kleinzoon Frans Glorie wordt voortgezet. Hij trouwt in  1851 met Guurtje Brakenhoff en krijgt 5 kinderen die volwassen worden. Zijn zoon Gerrit (geboren 1855 en overleden 1928) zet de mannelijke lijn van  deze Castricumse tak voort. Simon overlijdt in 1915.
2.    Antje, geboren 4 maart 1827. Trouwt 1852 met Frans Pepping uit Limmen. Zij gaan te Castricum wonen en kregen een zoon Willem.
3.    Gerrit,   geboren   18  mei  1828.     Onze   (bet)overgrootvader,   stamvader  van  de Schoorlse/ Alkmaarse takken.
4.    Arie, geboren op 25 augustus 1829 en vroeg overleden.
5.    Arie, geboren op 20 mei 1831 en vroeg overleden.
6.    Willemijntje, geboren 16 september 1832. Zij trouwt met de landbouwer Jan Polle in 1853 te Schoorl. Zij krijgen 16 kinderen, waarvan er 14 bleven leven.
7.    Gerard, geboren 24 oktober 1835 en vroeg overleden.
8.    Jan, geboren 25 maart 1841 en vroeg overleden.
9.    Aagje, geboren 24 maart 1843. Zij trouwt met Jacobus Kuijs uit Akersloot in mei 1868 en gaat te Castricum wonen en krijgen 7 kinderen.

Jan is zeer actief in Castricum. Hij is gemeenteraadslid en zeer actief in de kerk. Hij zet hiermee het voorbeeld van zijn schoonvader Gerrit Tromp voort. Na het overlijden van Jan Gerrits Tromp (vrijgezel) zetten zij ook de winkel van Gerrit aan het Noordeinde voort. Dit is een kruidenier annex bazarachtige winkels, waar de schulpvaarders die hier wonen hun spullen kunnen kopen.
Dankzij de erfenis van zijn schoonouders zijn ze redelijk vermogend. Ze erven een huis aan  de Schulpvaart alsmede 8 kavels, ter waarde van fl. 3.450,-. Op 24 mei, 1869 overlijd Jan te Castricum. Maartje volgt 5 jaar later op 24 juni 1874.

Gerrit Louter

Zoon Gerrit Jans Louter trouwt in 1854 te Schoorl met Maartje Jans Bakker, hetgeen zijn eerste huwelijk is. Dit is een jaar nadat zijn zus Willemijn te Schoorl trouwt, hetgeen niet helemaal louter toeval zal zijn.
Maartje is 3 jaar ouder dan Gerard en als beroep wordt genoemd boerenmeid. Zij is geboren te Schoorl en woont daar. Haar ouders wonen te Limmen. Getuigen zijn broer Simon Louter, Oom Jan Tromp (winkelier te Castricum), Jan Pol (zwager) en Gerrit Bakker (broer van Maartje).

Zij gaan te Schoorl wonen en oefenen daar het boerenbedrijf uit, waarschijnlijk op het bedrijf van zijn schoonouders.



Zij krijgen daar ook de nodige kinderen:
1.             Jan, geboren 21 augustus 1856. Onze (over) grootvader.
2.             Trijntje, geboren 5 november 1857. Zij trouwt te Schoorl in 1891 met Jan Kaag uit Huiswaard en blijven daar verder wonen. Zij krijgen 1 kind. Uit de overlevering van een kleinzoon komt de volgende verklaring voor hun trouwen: "Jan Louter verzamelde in Schoorl de eieren bij de boeren en verzond ze per beurtschipper naar Amsterdam; hij voer zelf ook mee. Jan Kaag deed in Huiswaard hetzelfde, maar gaf ze aan Jan Louter mee. Op een dag heeft Jan Louter tegen de ongehuwde Jan Kaag gezegd '... Joh, ik heb nog een zuster ...en zo is het gekomen" (noot: opgetekend door Gert Arieszn Louter).
3.             Maartje, geboren 30 oktober 1859. Zij trouwt op 19 februari 1884 met Jacobus de Graaf te Castricum. Zij hebben een winkel in galanterieën in het huis met de kogel aan de Dorpsstraat te Castricum. Zij krijgen een zoon die vrij jong overlijd en een dochter Maartje de Graaf (ook wel Kasenbroot genoemd, naar haar pleegvader) die in 1975 ongehuwd te Castricum overlijd. Zij hertrouwt te Castricum in 1902 met Pancratius Kazenbroot uit Schoorl, die later nog genoemd wordt als ome Bank. Zij overlijd 1919  en hij 1947, beide te Castricum.
4.             Adrianus, geboren 5 mei 1861, overlijdt in december 1867 te Castricum
5.             Joannes, geboren 5 maart 1863. Overlijd in december van dat jaar te Castricum.

Werken in Schoorl in die tijd was geen pretje vanwege de stuifduinen. 'Geregeld gebeurde het dat het vee van de ene op de andere dag geen gras meer kon vinden, want dat was dan verdwenen onder een wit tapijt. Akkers werden onvruchtbaar en huizen veranderden in spookpaleizen. Sommigen vonden het voortmarcherende duin zelfs een grotere bedreiging  dan de Noordzee, omdat die zich -na verloop van tijd- altijd weer terugtrekt' (Uit Staatsbosbeheer, De Schoorlse Duinen).

In april 1863 vind de openbare verkoping van de nalatenschap van Jan Bakker in de 'Rode Leeuw' te Schoorl plaats. Aangeboden werd huis, bouw- en bosland. Deze verkoop vond plaats op verzoek van C. en P. Bakker. Hieruit kan men afleiden dat de erfgenamen hun deel wilden en Gerrit Louter waarschijnlijk onvoldoende geld had om het bedrijf te kopen.
Op I mei verhuist het gezin naar Castricum, waar zij op Oosterbuurt 115a wonen. Hier sterft hun zoontje Jan.

In januari 1864 koopt Gerrit een kavel grond in Heerhugowaard, kavel no 19 D. Het is groot circa 13 hectare en een huismanswoning en ligt aan de Middenweg ter hoogte van de Rustenburgerweg. Hiertoe leent hij bij zijn ouders, Oom en een bank (fl. 6.500,-). Hij wordt van beroep landman genoemd en verhuist in mei 1864 naar Heerhugowaard. In augustus 1864 wordt opnieuw een zoon Joannes geboren. Vermoedelijk is hij daar ook spoedig daarna overleden.

Het zullen moeilijke jaren voor Gerrit zijn geweest. Zij vrouw overlijd op 7 mei 1868 te Heerhugowaard en wordt 4 dagen later te Schoorl begraven. Hij verkoopt zijn boerderij en wikkelt zijn schulden af en gaat weer te Castricum wonen.
In januari 1870 wordt een boedelbeschrijving gemaakt, die er als volgt uitziet:
-                               huismanswoning, inboedel en land
-                               vrij veel sieraden en vee: 7 koeien, 1 hokkeling, 3 paarden, 7 kippen en 5 ganzen. Dit alles ter waarde van fl. 1.809,-
-                               een onverdeelde erfenis van vader Jan Louter, die in 1869 is overleden.


De schuldenlast bestaat uit:
-                               Nationale hypotheekbank ad                                                                 fl.   6.000,-
-                              Vordering van Maartje Tromp, weduwe van Jan Louter                      fl.   5.000,-
-                              Vordering van Simon Apeldoom te Limmen                                        fl.   5.000,-
-                              Vordering van Nicolaas Noort, landman te Heiloo (Sinds 1969)         fl.   1.200,-
-                              Vordering van Jan Polle, landman te Schoorl (sinds 1969)                  fl.      600,-
-      Totaal                                                                                                     fl. 17.800,-

Simon is een neef van Gerrit (zoon van Tante Adriana Louter, getrouwd met Jan Apeldoorn). Jan Polle was een zwager, gehuwd met zus Wilhelmina. Schulden zijn na het overlijden van zijn vrouw sterk opgelopen.
Op 16 februari 1870 wordt de boedel openbaar geveild in de Rustende Jager aan de Middenweg te Heerhugowaard. De opbrengst is fl. 17.466,75, waarmee de schulden net niet kunnen worden afgelost (maar er nog wel een vordering op de erfenis van zijn vader bestaat).

In mei 1870 wordt hij ingeschreven op Schulpstet 355 tezamen met zijn kinderen Jan, Trijntje en Maria. Ook Grietje Leegwater wordt in Castricum ingeschreven. Zij was toen vermoedelijk huishoudster bij Gerrit.

Hij hertrouwt op 18 januari 1871 te Castricum met Grietje. Zij is geboren op 15 december 1841 te Oude Niedorp en dus 13 jaar jonger dan Gerrit.

Op 22 maart 1872 vertrekken Gerrit en Grietje weer naar de Heerhugowaard. 10 dagen daarvoor zijn hun kinderen Jan en Trijntje naar Schoorl vertrokken (op resp. 16,5 en 14,5 jarige leeftijd). Waarschijnlijk gingen ze bij een boer werken.
Gerrit blijft hier niet lang, want op 19 januari 1875 verhuist hij weer naar Bergen, waar hij tolgaarder van het tolhuis wordt.
Na het overlijden van zijn moeder zal hij weer enige welstand hebben vergaard. In augustus 1875 maken Gerrit en Grietje een langstlevende testament op.

Ze krijgen een zoon op 9 januari 1877 te Bergen. Deze Pieter trouwt in 1899 te Alkmaar met Cornelia van der Park uit Assendelft. Zij krijgen 13 kinderen, waarvan 6 zeer jong overlijden en 3 op de leeftijd van 5, 18 en 42 jaar. Pieter overlijd 1936 te Heiloo.

In januari 1881 verhuist Gerrit naar Oude Niedorp. Ze hebben dan 6 jaar te Bergen gewoond. Vermoedelijk heeft hij niet lang daar gewoond, want hij verhuist later naar Alkmaar. Hij woont aldaar als zijn zoon Jan in mei 1884 te Schoorl trouwt. Er wordt dan vermeld zonder beroep.
Niet veel later overlijd hij op 15 mei 1884 op nog geen 54 jarige leeftijd. Als beroep wordt genoemd Koopman en hij is dan woonachtig aan de Ropjes Kuil, wijk E, no 176 te Alkmaar. Zijn tweede vrouw hertrouwt met Dirk Schoenmakers te Alkmaar.

Jan Louter, winkelier te Schoorl

Oudste zoon Jan heeft in zijn jeugd de nodige verhuizingen meegemaakt. Als hij 6 jaar is, verhuist het gezin van Schoorl naar Heerhugowaard. Zes jaar later verhuizen zij weer naar Castricum. Hij is jong in Schoorl gaan werken als boerenknecht.

Hij trouwt op 27 jarige leeftijd te Schoorl met Elisabeth Praat (op 27 april 1884). Zij is dan  net zo oud. Elisabeth was dochter van Pieter Praat en Trijntje Hoebe en geboren op 4 juni 1856 te Bregtdorp, Schoorl. Als beroep van haar vader wordt vermeld landbouwer.
14


Pieter Praat (geboren 1827 te Schoorl) en Trijntje Hoebe (geboren 1834 te Sint Pancras) trouwen 30 november 1854 te Schoorl en krijgen 5 kinderen, waarvan de oudste Elisabeth is: Elisabeth, Nicolaas, Arie, Grietje en Cornelia.
Pieter overlijd op 30 april 1868, zijn vrouw met kleine kinderen nalatend. Hiertoe wordt in 1869 een inventarisbeschrijving gemaakt. Hierbij wordt Trijntje Hoebe genoemd als 'doende een boerenbedrijf en winkelierster'. Zij heeft dus al een winkel. Uit de boedelbeschrijving blijkt dat het gaat om een bescheiden kruideniershandel. Zij heeft voor circa fl. 100,- aan voorraad met stroop, gruttenmeel, koffiebonen, zeep, koek, wavelstokken, klompen, etc.
Ook de boerenactiviteit is bescheiden (2 koeien, 2 hokkelingen, een kalf, 9 schapen met lammeren en 3 kippen).
Haar totale bezit bestaat uit het volgende:
Een huis en erf met tuin, een perceel bos in de Catrijperpolder             fl. 1.000,- Diverse percelen wei en bouwland te Schoorl (Catrijp, Aagtdorp) fl. 4.735,- Inventaris, contanten en vorderingen                                         fl.    999,-
Totaal                                                                                                                          fl.  6.733,-
Schulden Weduwe Schut te Leiden                                                       - fl. 3.300,-
Overig (leveranciers, geneesheer, etc.                                                  - fl.    810,-
Totaal                                                                                                                       - fl.  4.180,-
Bezit                                                                                                                            fl.  2.623,-

Trijntje Hoebe hertrouwt in 1869 met Pieter Stam.

Bij het huwelijk van Jan en Elisabeth staat vermeld dat Jan net minder dan 6 maanden te Oude Niedorp woonachtig is geweest. Als beroep wordt bij zijn huwelijk arbeider genoemd. Jan heeft voldaan aan de Wet op de nationale militie. Getuigen op het huwelijk, allen uit Schoorl:
-                              Dirk Zomerdijk, arbeider, 29 jaar
-                              Pieter Stam, landman, 44 jaar
-                              Pieter Baremans, veldwachter, 42 jaar
-                              Comelis Bakker, landman, 41 jaar.

Alhoewel Jan bij zijn huwelijk als arbeider wordt aangeduid, vermoeden wij dat hij snel als winkelier is gestart. Mogelijk werkte Elisabeth al in de winkel van haar moeder. Hij wordt bijvoorbeeld in 1887 genoemd als winkelier bij de geboorte van zoon Pieter.
Jan koopt in juli 1893 het winkelpand, huis, erf en tuin van Trijntje Hoebe, zijn schoonmoeder voor fl. 1.000,-. Het betreft het hierboven genoemde huis, erf met tuin en een perceel bos. Dit was mogelijk geworden toen Pieter Stam en Trijntje in april 1892 voor fl. 250,- een ander huis te Schoorl kochten.

Jan en Elisabeth krijgen de volgende kinderen te Schoorl:
1.  Gerardus, geboren 24 juli 1885. Schilder, trouwt 1908 met Maria Louwe en in 1925  met Maria Mors. Hij krijgt 7 kinderen te Schoorl. Hij overlijd aldaar 1951.
2.  Piet (Petrus Jozef), geboren, 15 maart 1887. Onze (groot) vader. Als geboorteplek te Schoorl wordt genoemd Bregtdorp. In deze buurt was ook zijn vrouw geboren.
3.  Arie en
4.  Catharina, tweeling geboren op 16 januari 1888 en 2 dagen later overleden.
5.  Arie, geboren op 26 juli 1889. Landbouwer en veehouder. In 1919 trouwt hij met Marijtje van der Peet te Heiloo. Zij wonen op de Smeetslaan te Schoorl waar hij een boerderij en wat land van zijn vader huurt. Zij krijgen 10 kinderen. Hij overlijd in 1978 en zijn vrouw twee jaar later.
6.  Catharina (Trijntje), geboren op 15 mei 1891. Zij werd non te Asten en is overleden op 13 juni 1976. Haar zustersnaam was zuster 'Vincentia'.


7.  Jan, geboren op 3 oktober 1892. Hij wordt kruidenier in ’t Zand en trouwt met Trijn Dekker (zus van Klazina Dekker, die trouwt met broer Piet). Zij krijgen 2 kinderen, waarvan de oudste jong overlijd en de tweede de winkel voortzet. Hij overlijd 1965 en zijn vrouw een jaar later.
8.  Nicolaas (Klaas). geboren op 13 augustus 1894. Hij werkte op de boerderij. Hij overlijd jong en ongehuwd, namelijk 12 maart 1928. Hij had erge last van Astma.

Elisabeth overlijd op 21 september 1898 te Schoorl op 42 jarige leeftijd. Jan blijft achter met 6 kinderen in de leeftijd van 4- 13 jaar. Hij hertrouwt dan ook snel daarna op 10 november 1899 met Ma (Maria) Ranzijn die daarvoor als huishoudster bij het gezin werkte. Zij krijgen ook een hele reeks kinderen:
1                      Maria, geboren 15 november 1900, overleden 2 maanden later
2                      Jaap (Jacobus), geboren 17 januari 1902. Dit wordt Pater Nerius, die meer dan 40 jaar in de missie werkt te Nieuw Guinea. Hij was franciscaner en heeft ondermeer in de intrneringskampen van de Japanners gezeten in de periode 1941-1945. Overleden l982.
3                      Ans (Anna Catharina), geboren 13 december 1902. Overlijd ongehuwd op 19 september 1970. Werkt tot 1963 in de winkel.
4                      Elisabeth Maria, geboren 24 november 1903, overleden het volgende jaar.
5                      Johan geboren op 8juni 1905, overleden 29 september 1974. Johan neemt de bazar te Schoorl over. Hij trouwt in 1931 met Maria van Baar en krijgt 1 zoon.
6                      Maria (Maria Elisabeth), geboren op 28 september 1909. Maria heeft tot haar trouwen in de winkel gewerkt. Zij trouwt 1935 te Schoorl met Cor Jonker en Overlijd in 1989 te Warmenhuizen. Zij krijgen 5 kinderen in laatstgenoemde plaats.
7                      Bets, geboren op 10 januari 1911. Ongehuwd. Heeft tot haar overlijden in de winkel gewerkt. Overleden te Schoorl in 1987.

Op de foto op de voorkant (zie toelichting bij het voorwoord) staan alle kinderen Louter op een foto in 1913. Er zijn nog enkele oude foto's bekend van de bazar te Schoorl. In het pand aan de Herenweg bevindt zich nu een stoffenzaak.
In een artikel in de Duinstreek d.d. 21 november 1968 wordt het volgende vermeld:

"Toen in 1884 Jan Louter en Elisabeth Praat trouwden, vestigden zij zich te Catrijp in het lange woonhuis, dat op het pleintje voor de tegenwoordige winkel stond. In dit woonhuis richtte Jan Louter een winkel in met kruideniers- en galanteriewaren (noot: mogelijk was de winkel daarvoor gerund door de pleegvader van Elisabeth).
Dit is echter niet het enige waaruit blijkt dat deze Jan Louter toch wel zeer ondernemend geweest moet zijn. Hij was het namelijk, die op zijn klompjes al twee maal in de week naar Amsterdam ging om eieren te verkopen. Denkt u zich eens in. Vóór 1900 naar Amsterdam en dan maar liefst twee keer in de week.
Beladen met eieren ging hij dinsdagsmorgens al heel vroeg lopend naar Schoorldam, vanwaar hij met het vroege bootje van Purmerend (deze boot kwam al om 6 uur in Purmerend aan)  naar Alkmaar voer. Hier stapte hij over op Alkmaar Pakket, welke een dienst onderhield met Amsterdam. In Amsterdam aangekomen verkocht hij een deel van z'n eieren aan de klantenkring die hij in de loop van de tijd had weten op te bouwen. Winkeliers, bakkers en particulieren.
Terwijl hij ook daar waar hij zijn goederen vandaan kocht nog wat eieren wist te slijten. Vervolgens nam hij de trein naar Haarlem, alwaar hij de rest van zijn eieren aan de man bracht. Via Amsterdam kwam hij tenslotte bepakt en bezakt weer met de boot naar Alkmaar en hier waren het zijn benen die de reis terug naar huis moesten verzorgen. Zo groot was zijn handelsfeeling, dat het wel gebeurde dat hij de complete inhoud van een pakhuis waagde op te kopen en zo met een schuit tot de nok toe volgeladen naar huis voer.


Deze eieren kocht hij op van de boeren uit de omtrek, tegelijkertijd dat hij zijn kruidenierswaren bij de mensen aan huis uitventte met z'n paard en wagen. En alsof dit alles nog niet genoeg was, hield hij er 's zomers ook nog een koe en 's winters zelfs vier  melkkoeien op na. De omstandigheden hiertoe waren dan ook wel gunstig; achter de bazar, op de plaats waar nu het nieuwe warenhuis staat, stond namelijk een boerderij, terwijl al het land vanaf de winkel tot aan het café 'De bonte Koe', toen nog het café van Kaasenbrood, het eigendom was van dezelfde Jan Louter. Maar het nam toch allemaal maar zijn tijd en wij kunnen dan ook rustig aannemen dat er van luieren wel geen sprake geweest zal zijn.
In 1898 kreeg hij een maagbloeding (noot: zijn eerste vrouw overleed toen ook) en dat was  het teken dat hij het toch wat rustiger aan zou moeten gaan doen.

Zijn oudste zoon, Gert, toen nog 13 jaar deed daarom vanaf die tijd de eierenverkoop in Amsterdam en Haarlem voor zijn vader. Al gauw bleek echter dat Gert er toch niet zo veel zin in had, hij wilde liever schilder worden. Toen zijn jongere broer Piet in 1913 trouwde was hij dan ook degene die het eierenbedrijf van zijn vader overnam en zich hiertoe in Alkmaar vestigde. Deze eierenhandel is ondertussen uitgebreid tot een groothandel, die zijn activiteiten tot over het gehele land heeft verspreid, zij het nu onder leiding van de gebr. Louter, twee zoons van de daar net genoemde Pieter Louter.
Gert Louter werd dus schilder, hij kreeg zijn werkplaats vlak naast de winkel. Zijn zoon Piet Louter heeft vaders werk weer voortgezet en hem kunnen wij tegenwoordig vinden in het schildersbedrijf aan de Heereweg, tegenover de Smeerlaan. Deze twee zoons waren niet de enige twee kinderen van Jan Louter, want behalve Piet en Gert waren er nog 13 kinderen, waarvan er echter vier al heel vroeg stierven. Toen de jongs wat ouder werden, breidde vader Jan het boerenbedrijf uit. Dit ging zo door tot dat zoon Arie trouwde, want deze nam het boerenbedrijf toen mee naar de Smeerlaan, alwaar nu alweer een jongere generatie de scepter zwaait, terwijl vader Arie ondanks zijn 79 jaren nog dagelijks komt kijken (noot: broer Klaas werkte op de boerderij, Arie startte zijn eigen boerenbedrijf).

Jan Louter kreeg een zelfde soort winkel als die van zijn vader in 't Zand. Ook deze zaak is nu uitgegroeid tot een moderne zelfbedieningswinkel. Jaap Louter ging als missionaris voor dertig jaar naar Nieuw Guinea. Twee jaar geleden kwam hij terug naar ons land en werd pastoor te Arkel. Ook Catharina, de oudste dochter ging in de missie. Zij vertrok naar Noorwegen, terwijl zij nu op haar 76-jarige leeftijd nog veel werk verzet in een bejaardencentrum te Moergestel (Br). Marie Louter heeft tot haar trouwen in de winkel geholpen, terwijl haar zusters Ans en Bets tot 1963 in de winkel gestaan hebben.
Degene die de zaak verder heeft opgebouwd om haar tenslotte aan het begin van dit jaar aan Jan Pronk over te doen. Deze Johan Louter, die net als al zijn broers en zusters van kinds af aan in het bedrijf had geholpen, nam in 1931 de zaak over. Acht jaar later, bouwde hij achter de oude bazar en dus op de plaats van de boerderij een nieuw warenhuis.
Nadat men in 1929 nog van zijn vader (fout in het artikel: moet zijn Johan zelf) gezegd had, toen deze als 1ste winkelier in Schoorl een auto kocht dat kan nooit. Herhaalde men deze zin toen Johan Louter de oude winkel sloopte, nadat de nieuwe gereed was en men kon zien, welke een reusachtig warenhuis er voor in de plaats was gekomen.

Net als nu en net als toen, kon men er de zo langzamerhand in de verre omstreken bekend geworden, ongekende verscheidenheid van artikelen vinden. En nog steeds was het niet alleen de winkel, want al was Johan Louter dan met de eierenhandel gestopt, wil dat nog niet zeggen dat de eieren taboe waren geworden. Dagelijks haalde hij nog steeds zo'n 40.000 stuks, welke bij dan voor de boeren op de veiling te Alkmaar verkocht. En ook toen nog werd dit bezoek aan Alkmaar gecombineerd met het inkopen van goederen voor de winkel."
Jan Louter overleed op 10 februari 1920. Zijn tweede vrouw op 29 november 1935.


Herinneringen van Gert Arieszn Louter

Gert Arieszn heeft van Jan Louter, zijn tweede vrouw alsmede diverse kinderen herinneringen geboekstaafd. Deze zijn hier weergegeven:

Jan Louter. winkelier te Schoorl
Er wordt een verhaal verteld: ik denk van bij het huwelijk van Arie Louter met Marij van der Peet dat men vroeg: 'wat zijn dat eigenlijk voor mensen die Louters?' Toen gaf iemand de volgende typering: "ze praten luid, ze eten veel en blijven mager".
Volgens mijn vader, Arie Louter, had zijn vader vaak last van zijn maag en had hij tijdens zijn leven wel een zak maagzout op. Zijn kinderen moesten al gauw meehelpen en hem vervangen in Amsterdam, ook mijn vader. Maar meestal ome Piet, wiens taak het later meestal was. Ze leken voor een vreemde, nogal op elkaar. Toen vader (Arie) Piet een poosje vervangen had en Piet zelfweer bij de klanten langs ging en zei: 'ik ben er weer', de klant verbaasd vroeg: 'Ben  je er dan een tijdje niet geweest?'

Zo wordt ook verteld dat Jan Louter zeer bevreesd was om te hoge prijzen te vragen, zogenaamde woekerprijzen. Zijn prijzen waren zeker zo laag, dat Pastoor Nieman -die in Schoorl 29 jaar pastoor was -het nodig vond om te zeggen: 'Louter, je moet je prijzen verhogen, je bent te laag. Je hebt een groot gezin te onderhouden!'... Wat zal er van waar zijn?"
Hoe ver een klant ook woonde, de boodschappen werden bezorgd tot zelfs de huisjes in de duinen, ook in donker en slecht weer. Ze hadden een paard en een zogenaamde bakwagen. Soms was het zo donker 's avonds dat je geen weg kon zien in de duinen. Maar het paard kon het padje wel vinden. Met paard en wagen werden de boodschappen rondgebracht. Er was praktisch nog geen verkeer op de weg. Het paard liet men gewoon los voor de wagen staan als men naar een klant ging, het paard vrat intussen een plekje kaal langs de weg. Bleef de baas te lang weg (de middenstand fungeerde die tijd vaak als nieuwsbrenger) dan was  het  paard alvast naar de volgende klant vertrokken. "

Maria Louter-Ranzijn. tweede vrouw van Jan Louter
"Waarschijnlijk deed ze de huishouding al tijdens de ziekte van Elisabeth Praat, want met al de bedrijvigheid die hij had, kon Jan Louter onmogelijk ook nog eens voor 6 kleine kinderen zorgen, waar van de oudste 13 en de jongste, Klaas, nog maar net 4 jaar was.
Maria Ranzijn was toen ook nog maar 29 jaar en de kinderen noemden haar Ma. Niet ma, van moeder, maar als afkorting van Maria. Het verhaal gaat dat als de jongste later over die tijd spraken, zij het hadden over: 'Toen moeder nog ma was".

Ik heb haar nog gekend. Want 's middags uit school gingen we altijd bij 'Opie' aan. Wij waren heel verlegen, zeiden geen woord en stonden vlak naast de deur tegen de wand aan net zo lang te wachten tot wij een snoepje kregen. En als dat te lang duurde zeiden we: 'Opie, we gaan weer! 'En meestal kwam dan het verlossende woord: 'willen jullie misschien nog een  snoepie?' We zullen in de loop der jaren een hoop koekkruimels en aan elkaar geplakte snoepjes genuttigd hebben. Toen ik in de hogere klassen kwam, werd dat tegen de wand staan verander in "Opie, is er nog een boodschap te doen?' Want een onsje gist wegbrengen naar Aagtdorp op de fiets, was voor ons jongens die geen fiets hadden, al een waar feest.
Opie was stokoud voor ons gevoel. Het zal ongetwijfeld een knappe vrouw geweest  zijn.  Maar toen wij haar kenden, zat ze altijd in haar hoekje in haar stoel, tamelijk gezet, hulletje  op, in het zwart gekleed. Ik heb haar nooit zover ik weet, zien lopen. Als ze iets nodig had, werd het bij haar gebracht. Toen ze stierf was ze toch nog maar 67 jaar oud."


Gert Louter. schilder te Schoorl
"Gert Louter was van beroep huisschilder. Het was vroeger niet zo als nu, dat je naar een vakschool ging om het daar te leren. Als je vroeger schilder wou worden, kwam je vaak in de leer bij de plaatselijke schilder na je lagere schooltijd. 13 jaar oud of nog jonger. Waar je dan voor een paar dubbeltjes in de week salaris het vak leerde.
Gert Louter kwam in de leer bij een kerkinterieurschilder in Amsterdam. Na daar geruime tijd gewerkt te hebben, gaf die hem de raad bier niet mee door te gaan, omdat het kerkinterieur beschilderen een aflopende zaak was en daar in de toekomst geen droog brood mee te verdienen viel.
Als huisschilder was het een gedegen vakman -als een werk door hem afgeleverd was, kon het er weer jaren tegen.
Hij was zeer kunstzinnig. Hij was het ook die mij meenam naar de eerste grote kunsttentoonstellingen in het Rijksmuseum vlak na de oorlog. De tentoonstellingen van Van Eyk tot Rubens, Weense kunstschatten en Franse wandtapijten. Hij was een zeer trouw en verdienstelijk lid van het R.K. parochiekoor. Beheerde de parochiële bibliotheek en was regisseur van de katholieke toneelvereniging Sint Genesius. Waar vooral de klassieke stukken zoals Marieke van Mimwegen en Jozef in Dothan van Vondel met zijn versvorm wel een hoogtepunt vormden. Ik heb de stukken zelf niet gezien, maar ik heb later zelf met mensen gespeeld, die in die stukken een rol gespeeld hadden en na 30 jaar nog hele stukken uit hun hoofd kenden, met een prachtig ritme en voordracht. ...Hij was een liefhebber van de natuur en we hebben menig wandelingetje met hem gemaakt in de duinen te Schoorl op zondag na de vespers, want die moest eerst gezongen worden. Helaas is bij te vroeg gestorven."

Arie Louter. landbouwer te Schoorl
"Het is moeilijk je eigen vader te beschrijven. Je zit er te dichtbij. En als kind kijk je heel anders naar ouderen. Ik heb mijn vader altijd als oud gekend. We scheelden 35 jaar. Toch een terugblik.
Hij was een klein mager mannetje, maar ongelofelijk taai. Hij zuchtte later wel vaak tijdens het werk en zei dat hij moe was. Dan probeerde hij zijn door het werk krom geworden rug wat te rechten. Maar ging daarna weer onverdroten door.
Na zijn huwelijk begon hij een klein akkerbouwbedrijfje van 1,5 hectare groot, gelegen aan de Smeerlaan. Huis en land huurde hij van zijn vader. Het land was daar zwaar en stug, eigenlijk viel er niets op te verdienen. Maar vroeger was men met weinig tevreden. Haast iedereen was arm.
Vroeger was hij boerenknecht geweest, onder andere bij Kees Louwe die met de dochter van Wilhelmina Louter en Jan Polle getrouwd was. Maar meestal hielp hij thuis waar ze behalve de kruidenierswinkel en de eierenhandel ook bouwland en koeien hadden. De eerste tijd na zijn huwelijk vond hij het dan ook stil in de Smeerlaan. Daarom kwamen er spoedig wat kippen en een geit voor de melk. En moeder zong graag. En na de komst van de kinderen was er leven genoeg in de polder.
Na het overlijden van ome Klaas kon hij ook nog 3,5 hectare land aan de nieuwe weg in Groet huren en van Gert Dekker 1,5 hectare kopen. Zo werd het een klein boerderijtje met 6 a 7 koeien. In de jaren dertig kon hij er nog weer klein 6 hectare bij huren van Cor den Das en later nog ruim 4,5 van Niek Kraakman. Zo werd het toch een aardig boerderijtje. Hij maaide ook het stort langs de Rijksweg samen met anderen. Er werden wat schuurtjes bijgebouwd en met zo'n 18-20 koeien, 400 kippen en een 20 tal schapen, kon er met hulp van de kinderen een goed bestaan worden opgebouwd.
Doordat er zo hard en lang gewerkt moest worden, had hij niet zo veel tijd voor culturele activiteiten, zoals dat bij zijn broer Gert wel het geval was. Hij had vroeger wel toneel


gespeeld maar later kon hij er geen tijd meer voor vinden. Maar als hij er tijd  voor  kon vinden, las hij graag een boek. Pas toen hij meer hulp kreeg, heb ik hem nog enige keren op het toneel zien staan. Hij was bestuurslid van de LTB en van de kerk.
In 1964 deed hij het bedrijf aan mij over, ik was toen nog ongehuwd en deed het werk voor kost en inwoning voor die tijd plus fl. 5,- zakgeld per week. Daaruit kun je aflezen wat er sindsdien veranderd is. Maar vader bleef gewoon meehelpen. Zelfs toen hij al 80 was en in St. Jan ter Duin woonde kwam hij elke dag nog even helpen, maar alleen boerenwerk. Zo stond hij ondanks zijn zere rug liever een slootkant af te snijden, dan bijvoorbeeld het erf netjes houden. Dat was geen werk, daar had je niks an!"

Trijn Louter alias Tante 'Zus' (opgetekend door Jan Johanneszoon Loutel: )
"Catharina Louter werd geboren op donderdag 14 mei 1891 te Schoorl. Zus werd ze genoemd. Het gebeurde in die tijd wel vaker, dat men de oudste dochter 'zus' noemde. Tot 1917 woonde zij waarschijnlijk in Schoorl. Ik ga er maar vanuit dat zij de voorkomende werkzaamheden deed in het ouderlijk huis. Misschien was zij nog ergens in dienst als boerenmeid of hulp in de huishouding. Maar daarover is mij niets bekend.
Op 26-jarige leeftijd treedt zij op 5 juni 1917 in te Boerdonk, waar de nog jonge congregatie van de Missiezusters Franciscanessen van de H. Antonius (opgericht in 1913) toen het Missiehuis had. Zij koos (of kreeg) als kloostemaam: Maria Vincentia. Op 4 oktober 1918 begon ze daar haar noviciaat als voorbereiding op het kloosterleven. Daar legde ze ook haar eerste gelofte af op het feest van Sint Franciscus, 4 oktober 1920. Vier jaar later legde zij de eeuwige gelofte af in Asten, waar sinds september 1921 het missiehuis was gevestigd.

In 1925 is zuster Vincentia (voor ons Tante zus) naar Noorwegen vertrokken, waar ze in Oslo in het bisschopshuis een huishoudelijke taak heeft gehad. Dat kan in de keuken zijn geweest, maar het kunnen ook andere huishoudelijke diensten zijn geweest bij de bisschop en de pastores die daar woonden. Ook hadden de zusters de zorg voor de parochie-/domkerk St. Olaf. In die jaren waren daar 4 of 5 zusters. Zij bewoonden de bovenste etage van het huis. In 1933 is zr. Vincentia teruggekeerd naar Nederland, vermoedelijk vanwege ziekte of omdat ze het niet aan kon vanwege het klimaat en de leefomstandigheden in die tijd. Wij weten dat ze geopereerd is aan de twaalfvingerige darm. Misschien is dat de reden geweest  van  haar vertrek uit Noorwegen.

Waarschijnlijk woonde ze daarna in Asten, misschien tot 1939. In de oorlog woonde ze in Moergestel. Daar bleef ze tot 1949.

De kloosterjubilea werden geteld vanaf de eerste geloften en samen met alle zusters in het klooster gevierd op 4 oktober. Met de familie werd het feest gevierd op een van de  dagen erna. Dat betekende voor Tante Zus dat ze op 4 oktober 1945 haar 25 jarig klooster- of professiefeest vierde. Voor de familie was het feest op 5 oktober in Asten.
Het was vlak na de oorlog. Het zuiden van Nederland was ai wat langer bevrijd. Voor de familie uit Noord-Holland was het toendertijd een enorme reis. We gingen met zijn allen in een grote trailer van Meereboer, die door Cor Louter (zoon van Gert Louter, 1913-1999) bestuurd werd. We zaten op eierenkisten, helemaal voorin onder andere ome Piet, ome Jan, ome Arie, mijn vader Johan. Die hebben de hele weg lang gekaart, pandoeren of boogjassen. Ome Cor Jonker zal ook wel gekaart hebben. Maar of ome Gert van kaarten hield, dat weet ik met.
Achterin zat de jeugd en Tante Bet maakte zich erg druk over ons. Ze waarschuwde voortduren, want ze was bang dat we eruit zouden vallen. Dat leidde natuurlijk alleen maar tot meer uitdagend gedrag. Ko van ome Gert weet nog het volgende te vertellen: 'Toen we in


Amsterdam voor een stoplicht moesten wachten, sprongen er meiden in de wagen, die vervolgens heel verbaasd keken toen ze een wagen vol mensen zagen. ' Om de rivieren over te kunnen steken, reden we over schipbruggen, want de vroegere bruggen waren tijdens de oorlog allemaal opgeblazen. In Zaltbommel en andere plaatsen zagen we voor het eerst welke schade de oorlog aan kerken, kerktorens en huizen hadden aangericht. Op zo'n lange reis moest er ook wel eens een sanitaire stop gemaakt worden. Als we uit de bebouwde kom waren, stopte Cor. Alle mannen stapten uit. Ome Piet zei daarbij: 'ik wordt nooit meer recht'. Ze gingen in een lange rij staan om te plassen. Hoe de vrouwen dat deden weet ik niet meer. Misschien dat we ergens een café aandeden.
Op het feest in Asten voerden een aantal neven en nichten uit Schoorl onder leiding van ome Gert een soort mysteriespel uit over Sint Antonius. Ome Gert las het verhaal voor en wij moesten het pantomimisch uitbeelden. Ik weet nog dat een van ons (misschien Piet van ome Gert) het Antoniusbeeld was.
Op de terugweg deden we een knijperfabriek aan in Brabant. Mijn vader kocht (waarschijnlijk samen met ome Jan uit 't Zand) een partij wasknijpers. Die waren toen in het noorden misschien nog moeilijk te krijgen. Ik denk dat we ook nog bij Thomassen in Liempde langs geweest zijn om klompen te bestellen, kopen of mee te nemen voor de winkels in Schoorl en 't Zand. Tante Trijn uit 't Zand mopperde tegen Thomassen en bedong dat zij beslist geen klompen met kwasten wilde hebben.

Van augustus 1949 tot en met augustus 1956 woonde Tante Zus in Ommel, van september 1956 tot april 1959 in Asten. Ik zat toen in het klooster van de franciscanen in Weert en ben een keer op de fiets van Weert naar Asten gereden om haar een bezoek te brengen en te melden dat ik uit het klooster zou treden. Dat was voor haar een onheilstijding.

Van mei 1959 tot en met januari 1962 woonde ze in Boerdonk. In oktober 1960 vierden we met de familie haar 40 jarig kloosterfeest. Of dat in Boerdonk of Asten is gevierd weet ik niet meer. Ik had in die tijd verkering met Toos. Die was ook mee naar het feest (noot: was in Boerdonk).

Vanaf de 50er jaren had mijn vader voor het eerst in zijn leven een week vakantie, later werden het twee weken. De winkel ging dan dicht en vaak brachten ze (een deel van) de vakantie door bij Tante Zus in Brabant, waar gewandeld en gekaart werd. Want Tante Zus hield van kaarten.
Zij had nog andere liefhebberijen. Handwerken was een grote hobby van haar. Ze maakte van die stevige poeven, fijne zitjes. Van februari 1962 tot en met juni 1973 woonden ze in Moergestel.
De tijd brak aan dat Tante Zus ook een keer op verlof naar haar familie mocht. Ik denk dat ze in Schoorl gelogeerd heeft, toen Tante Ans begraven werd. Dat was in september 1970. Toen zij temidden van haar broers, zussen, zwager en schoonzus zat, zei ome Arie, die zag hoe mager en broos ze was, tegen haar: ' Zus, de dragers zullen een lichte aan je hebben.
Toos was toen met de kinderen aan de Koningsweg. Het was warm weer en onze nog hele kleine kindertjes speelden naakt in een badje. Later hoorde ik van mijn moeder hoe Tante Zus zich daaraan geërgerd had. Ze zei tegen mijn moeder: 'het is een schande voor Onze Lieve Heer.

In juli 1973 verhuisde Tante Zus weer naar Asten, waar zij op 13 juli 1976 is overleden. Enkele zusters die met haar geleefd en gewerkt hebben in de huishoudelijke bezigheden in het klooster, weten te vertellen dat ze erg zuinig was. Ze was heel bestemd, wat ze  voor  had moest zo ook gebeuren. Ook was ze heel precies en netjes in haar werk en stipt om op tijd bij de diensten in de kapel aanwezig te zijn."


Jan Louter. winkelier in .t Zand
Johannes Louter en Caharina Dekker hadden een winkel in 't Zand waarin ze kruideniers waren, maar ook huishoudelijke artikelen verkochten. Ome Jan van 't Zand werd hij door ons genoemd, want wij hadden nog een ome Johan en een ome Jan uit de missie (van der Peet).
Deze ome Jan kende ik minder goed, want hij woonde in een plaats waar je minder snel naar toe ging. Hij was net als ome Piet een hartstochtelijke kaarter. Hij kwam op regelmatige tijden naar Schoorl met een kist boodschappen voor enige familie leden. Hij ging ook bij ome Johan aan. En dan een kaartje leggen. Het werd dan wel eens laat. Maar als hij thuis kwam en zijn vrouw die al in bed lag vroeg: 'hoe laat is het?, zei hij altijd," net 12 uur geweest'. Maar op een keer werd ze om circa 3 uur 's nachts wakker en geen Jan in bed. Toen werd ze zo ongerust  dat ze een buurman uit bed klopte (ze hadden nog geen telefoon). En die naar Schoorl en onderweg kijken of hij niet ergens langs de weg lag. Om circa 4 uur werd er bij Johan aangeklopt en daar zaten ze nog rustig te kaarten. Maar die rust was bij Jan snel voer. Buurman klaagde tenminste dat hij nog nooit zo hard had moeten fietsen. En thuis zullen er ook nog wel een paar woorden gevallen zijn.

Tante Trijn was een kordate vrouw, die heel goed haar mannetje, laat staan haar vrouwtje stond. Ze was zeer gevat en niet gauw uit het veld te slaan. In de oorlog 1940-45 kwam er al gauw gebrek aan van alles. Ze hadden een winkel waar je haast alles kon kopen. Maar in de oorlog ontstond er al gauw een drukke ruilhandel. En zo ontstond er ook wel een verschil van mening over de prijs van het product. Zo kwam er een klant om een theezeefje (blijkbaar hadden ze nog thee) en daar wilde op de vraag van Tante Trijn wel eieren voor geven. Eieren waren voor de oorlog 2 cent per stuk en liepen tot vlak voor de oorlog op tot 3 a 4 cent. In de oorlog kon je wel het 8 of 10-voudige maken. Als vroeger zo'n theezeefje (die ook niet meer  te krijgen waren) fl. 1,- kostte, dan zou de prijs wel ongeveer 20 eieren zijn vond Tante Trijn. Maar dat vond de klant veel te duur. 20 eieren voor zo'n mager theezeefje. Kan wel zijn, zegt Tante Trijn, maar jouw kippen poepen wel iedere dag eieren, maar geen theezeefjes.
Tante Trijn had vroeger vuurrood haar. Werd daar natuurlijk mee geplaagd. Komt er een joch op haar af en vraagt: 'mag ik een vuurtje van u?', zegt Tante Trijn: 'Nee, je bent nog te groen, je kan nog niet branden!"'

Nicolaas Louter, boer te Schoorl
"Klaas Louter was de jongste zoon uit het eerste huwelijk van Jan Louter en Elisabeth Praat. Jan huurde land en had zelf ook enige percelen in eigendom. 3 hectare en 36 are in Groet aan de Nieuwe weg, circa 80 are op de hoek Koningsweg- Heereweg, gekocht in 1917 van Trijn Stam-Hoebe (zijn schoonmoeder, eerder gehuwd met Pieter Praat). En tevens nog een huis met 1 hectare 56 are land aan de Smeerlaan. Op de akte van boedelscheiding en toedeling daterende 29 september 1920 worden deze percelen onder and ere vermeld. Of het perceel Smeerlaan toen of eigenlijk daarvoor al in gebruik of bezit was van de Louter familie moot betwijfelt worden. Toen Arie daar mei 1919 begon, woonde er eerder een zekere Zwakman.
Voor alle kinderen was er nadat ze de lagere school doorlopen hadden voldoende werk. En verder was er de uitgebreide familie die af en toe ook een beroep op hun werkkracht deed.
Gert heeft maar kort thuis gewerkt. Hij trouwde al in 1908, 23 jaar oud. Toen had hij al een poos bij een kerkintieurschilder in Amsterdam gewerkt en was al voor zichzelf als  huisschilder begonnen in de zo genoemde klompenschuur. Het zou me niet verwonderen als die niet speciaal voor hem gebouwd is.
Piet trouwde in 1913 en nam een gedeelte van de eierenhandel mee naar Alkmaar, waardoor het uitventen in Amsterdam, enz. werd overgenomen.


Arie huwde in 1919, bijna 30jaar oud. Veroorzaakt door de oorlog 1914-'18, denk ik. Omdat hij nog geruime tijd in dienst moest in de Provincie Noord Brabant. Hij had zijn vrouw Maria van der Peet in 1912 leren kennen, toen een broer van zijn stiefmoeder, Arie Ranzijn, huwde met Alie van der Peet. Arie greep zijn kans. Hij begon met bouwland aan de Smeerlaan, dat  hij huurde van de familie.
De vierde broer Jan huwde in 1921 en begon een zelfde soort winkel ais zijn vader in 't Zand. Toen was hun vader begin 1920 ai overleden. Bleef dus alleen Klaas over uit het 1e huwelijk en Johan, oud 16 jaar uit het 2e huwelijk, die werkte toen al volop mee, evenals zijn oudere zuster Ans; die werkte heel haar leven in de winkel. Hun oudere broer Jaap studeerde voor
priester bij de paters Franciscanen.
Klaas was blijkbaar niet helemaal gezond. In tegenstelling tot zijn broers, die allemaal mager waren, ziet hij op de paar foto's die we van hem hebben, er nogal opgezet uit. Of hij last van astma had? Volgens mensen die hem kenden, hijgde hij nogal en of er later TBC of kanker bij gekomen is, wij weten het niet. En vroeger werd je als patiënt niet veel wijzer gemaakt als je een ongeneeslijke ziekte had. Er kwam veel kanker voor bij de familie van zijn moeder. En   als het lot je treft ...
Hij is in betrekkelijke korte tijd ernstig ziek geworden en overleden. Volgens wat ik  heb  horen vertellen en flarden uit eigen herinnering heeft Ome Klaas mij 'met de bakwagen' onder het dekzeil naar dokter Heringa gereden. Ik had een boon in mijn neus gestopt, dat was november 1927, op 12 maart 1828 is hij in het ziekenhuis van Alkmaar overleden.
Hij wilde nog niet dood. Vroeger lag je wel met 30 mensen op een zaal. En de mensen die ongeneeslijk ziek waren, werden steeds dichter bij de gang geplaatst. Klaas zag dat "Straks is het mijn beurt!" Hij had daar veel verdriet van."

Jaap Louter alias heeroom. priester
Tekst uit Variant no. 21, 24 december 1782, ter herinnering aan Nerius Louter 'Jacobus Louter. Heette hij als kind, als jongen misschien Jacob of Jaap? Ik weet het niet. Nerius Louter. Is zijn kloosternaarn veel gebruikt? Ik vermoed van niet. Pater Louter: zo kenden en noemden wij hem, de Papoea's en ook wijzelf in Irian. Wat afstandelijk? Och, hij hield wel van duidelijke verhoudingen en je moest hem niet te dicht op zijn huid gaan zitten.
Temidden van veel medebroeders en nog meer vrienden heeft hij vorig jaar in Dongen zijn 60-jarig feest als minderbroeder gevierd. Hij begon de Eucharistieviering met een zeldzaam kort openingswoord. Eigenlijk niet meer dan twee jaartallen: dat hij in 1921 minderbroeder was geworden en in 1936 naar Nieuw Guinea was gegaan. Meer niet. Dat waren voor hem de momenten geweest, die zijn leven hebben bepaald. Dat hij in de eerste jaren van zijn priesterleven ook nog eerst leraar Nederlands was geweest te Sittard en daarna Gardiaan in Nieuwe Niedorp, liet hij onvermeld. En dat hij na zijn terugkeer uit Irian nog een aantal jaren pastoraal werkzaam was geweest in Hardinxveld, ook daarover zweeg hij. Nieuw Guinea dat was zijn leven geweest. Samen met zijn medebroeders Saturninus van Egmond, Flip Tetteroo, Pas Vendrig, Fulco Vugts en Zeno Moors is hij in 1736 het grote avontuur begonnen.  Met God en met ere. En met niet zo heel veel meer! Zij waren de eersten. Na hen zijn er nog 98 medebroeders dezelfde weg gegaan. Het is nog altijd niet duidelijk of Neius Louter dan wel Flip Tetteroo de eerste was die in Nieuw Guinea voet aan wal heeft gezet. Maar wie Tetteroo kent weet dat hij die graag aan Louter heeft gegund.

In Fakfak en omgeving is Pater Louter aan de slag gegaan. Maar de vreugde was van korte duur .Na enkele jaren werd ook hij geïnterneerd. Na de oorlog werd het werk hervat maar er moeten toen twijfels gerezen zijn omtrent de voortzetting van het avontuur. Het leek allemaal wat uitzichtloos. Louter behoorde tot degenen die door wilden zetten. Ende despereert niet.  Zij hebben pleit gewonnen. Goddank.


Aan Louter werd de opleiding van dorpsonderwijzers toevertrouwd. In een dal bij Fakfak dat de Sungai werd genoemd, een stukje schepping waarnaar je je leven lang heimwee  kan houden. De opleiding van dorpsonderwijzers en -onderwijzeressen is zijn levenswerk geworden. In een duister deel van het boek Daniel staat deze lichtende zin: "degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht, zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer". Louter als een lichtende ster, omdat hij erg veel jonge mensen van een lang vergeten volk bij de hand heeft gepakt en tot hun recht heeft laten komen. Van het rumoerig bedrijf met scholen en internaten was hij de ziel. Een vaderlijke figuur temidden van personeel en leerlingen, zorgzaam en waakzaam, toegewijd en zeer bedrijvig. Een solide en rijpe man met een vanzelfsprekend gezag, getemperd door zijn onvergetelijke lach maar ook versterkt door zijn sonoor stemgeluid. Ook een erg hartelijk, warm man, iemand die vanzelf de goede sfeer wist te scheppen. Hij had echt hart voor zijn leerlingen. Laatdunkende verhalen in onze dagen, die ons willen doen geloven dat de missionaire arbeid van weleer vooral gericht was op de vorming van een kerkelijk machtsinstituut, hebben blijkbaar geen weet van de toewijding, niet aan een instituut maar aan mensen, waardoor missionarissen gedreven werden. Ook Louter. Voor zijn leerlingen, jongens en meisjes. Ja, ook meisjes. Toen de eerste  vertegenwoordigsters van het zwakke geslacht zich kwamen aanmelden voor een opleiding, die tot dan toe alleen voor jongens toegankelijk was geweest, deed Pater Louter niet moeilijk. Het was niet de benauwde man van 'kan dat wel en hoe moet dat?'. Als God zijn schepping zo heeft ingericht dat jongens graag naar meisjes kijken en meisjes graag naar jongens lonken, dan zou dat toch ook voor zijn opleiding wel goed zijn en zo heeft hij het ook ervaren.

Nog een ander detail dat de man typeert. Zijn opleiding was duidelijk een katholieke opleiding, maar voor een islamitische jongen die op zijn eigen school was vastgelopen sloot Pater Louter de toegang niet af. Hij vertelde graag dat zo een jongen hem jaren later een doosje sigaren was komen brengen. Hij was ruimdenkend.
Tot in de kleinste kampongs van Irian Jaya zal het nieuws van zijn overlijden doordringen. Overal zullen zijn oud-leerlingen hem met respect en dankbaarheid gedenken en hem in de verhalen nog groter en indrukwekkender maken dan hij al was. Hij mag als een legendarische figuur de geschiedenis ingaan.
Aan een lang en rijk leven kan geen recht worden gedaan in een paar regels. Het hoeft ook niet. God zal hem recht doen omdat hij zijn talenten goed heeft gebruikt. Hoeveel dat er  waren is eigenlijk onbelangrijk. De evangelische toetssteen betreft het gebruik ervan. Pater Louter heeft met zijn talenten gewoekerd, niet voor zichzelf maar duidelijk voor anderen. Een man van grote verdiensten. Als we nog eenmaal zijn doopnaam gebruiken, mogen wij zeggen: hij was niet zo maar de eerste de beste Jacobus, maar een Jacobus, de Meerdere!'

Johan Louter. winkelier
Johan was de tweede zoon uit het huwelijk van Jan Louter en Maria Ranzijn. Hij werd geboren op 8 juni 1905 te Schoorl. Hij werkt als kind al veel in de bazar en neemt deze dan ook over. In oktober 1931 trouwt hij met Catharina van Baar (geboren 1907) te Warmenhuizen. Zij krijgen een zoon Johan.
Hij overlijdt 29 september 1974 te Schoorl (zijn vrouw in 1993 te Hoorn).

Noot P. Louter: helaas mis ik de beschrijving van Johan Louter van de hand van Gert Arieszn Louter. Daarom hier alleen korte samenvatting.

Maria Louter. boerenvrouw te Warmenhuizen
"Maria Louter was het zesde kind uit het tweede huwelijk van Jan Louter en Maria Ranzijn. Zij heeft tot aan haar huwelijk in de winkel gewerkt. Zij was de vrolijkste en vlotste van het


drietal dames uit dit 2e huwelijk. Zij huwde 23 juli 1935 Cor Jonker uit Warmenhuizen, waar zij zich spoedig thuis voelde.
Cor Jonker begon na zijn huwelijk voor zijn eigen een klein boerderijtje aan de Oude Wal. Voor die tijd een mooi bedrijfje met 8-10 koeien. Een nieuw gebouwd huis met een zogenaamde Zuid-Hollandse stal. Hij had tevens bouwland waar hij zowel bieten als kool verbouwde. Het was toen alles nog los zand. Dus alles moest per boot ( een praam werd die genoemd). Toen de ruilverkaveling 'het groot Geestmerambacht' kwam, is hij er mee gestopt. Zijn zoons hadden er niet veel zin in".

Ans en Bets Louter. winkelbediendes
"Tante Ans en Bets waren respectievelijk de oudste en jongste dochters uit het huwelijk van Jan Louter en Maria Ranzijn. Voor zover ik weet hebben beiden, zo gauw ze van school kwamen meegeholpen in de winkel. Toen Opa Louter op 10 februari 1920 overleed,  was Tante Ans 17 jaar oud en tante Bets met 11 dus nog op school. Oom Johan was 14, dus van school en minstens al een jaar in bedrijf. Hij was wel niet groot maar was vlug en handig en nam grote stappen en zal dus een uitmuntende kracht geweest zijn. Gelukkig maar want binnen 4 jaar werd hij de enige manlijke kracht.
Vroeger werden alle boodschappen thuisbezorgd. Alleen als je iets vergeten had of iets dringends nodig had, ging je naar de winkel, waar het nooit druk was en meteen werd geholpen.
De klanten woonden verspreid over de hele gemeente. Maandag ging men bijvoorbeeld in een bepaald deel van de gemeente bij de klanten vragen, welke boodschappen men dacht nodig te hebben. Als ze dan thuis kwamen, waren het Ans en Bets die al die boodschappen gingen afwegen en in dozen deden, met rekening erbij. Tante Ans kon goed rekenen, dus nota’s maken was haar taak. Tante Bets werkte liever achter en maakte vaak schoon. Volgende dag had ieder zijn boodschappen thuis. De winkel was ook onder de middag open en dan moesten ze om de beurt helpen. Dan was het 'jouw beurt, Bets'.
Er waren ook wel klanten die de dames op de proef wilden stellen. Zo vroeg er een bij Tante Ans: 'ik kom om een wielrenner. Een wielrenner? ...dacht Tante Ans terwijl zij zich omdraaide; toen schoot haar te binnen dat de ontbijtkoek het merk Pijnenburg droeg. Dat was toen een wielrenner. Zo kwam ook een klant om een artikel waarvan hij het juiste woord niet wist en vroeg om een dysenterie doosje. Maar Tante Bets, wiens beurt het was, begreep dat hij een bijouterie ( een sieraden) doosje bedoelde. Heb je hem geen po meegegeven, gniffelde Tante Ans.
De dames vormden met onder andere Trien en Gre Roozendaal, de dames Corrie en Gre Dapper een missie-naaiclub, die op woensdagmiddag bijeen kwam ten huize van Tante Ans, daar maakten ze paramenten voor de eucharistievieringen. Speciaal voor de priesters uit onze parochie voortgekomen en werkzaam in verre arme landen. Tante Ans overleed  slechts 68  jaar oud aan kanker. Tante Bets werd toen liefderijk opgenomen in het gezin van Johan  Louter en Catharina van Baar.

Piet Louter (1887-1963) en Klazina Dekker (1892 -1964)

Op 15 maart 1913 trouwen 26-jarige Piet Louter en de 21-jarige Klazina Dekker te Schoorl. Als beroep van Piet wordt opgegeven koopman.
Getuigen van het huwelijk woonden allen te Schoorl en waren:
-                              Pieter Praat, 26 jaar, landbouwer en neef van de bruidegom
-                              Petrus Stam, 37 jaar, landman en Oom van de bruidegom
-                              Adrianus Louter, 23 jaar en arbeider, broer van de bruidegom
-                              Johannes Dekker, 22 jaar, arbeider en broeder van de bruid


Zij gaan wonen aan de Forrestersstraat, waar ze een winkeltje in eieren drijven. Enkele jaren later verhuizen ze naar de Fabrieksweg 1, waar Piet zijn eierhandel uitbreidt. Rond 1930 verhuizen ze naar Zocherstraat 25, waar hij een dubbel woonhuis met pakhuis heeft laten bouwen. Dit was hard nodig, om het hard groeiende gezin te herbergen.

Piet kende Klazina al van de lagere school te Schoorl, waar zij samen met broer Jan en zus Trijntje op een schoolfoto staan. Later moest hij bij de familie Dekker regelmatig waren langsbrengen. Hij stopte dan wat lekkers voor Klazina tussen de spullen.
Gerardus Dekker was geboren in 1863 te Schoorl als zoon van Jan Dekker en Trijntje Borst. Trijntje (Catharina) Dekker-IJpelaan was geboren in februari 1868 te Castricum in het tweede huwelijk van haar  vader en als vierde in het gezin. Zij woonden ook aan de Schulpstet en zal de familie Louter in Castricum goed gekend hebben. Gerard en Trijntje trouwden 1 januari 1890 te Schoorl.
Vader Dekker was watermolenaar op een molen langs het Noord-Hollands kanaal. Het was geen vetpot. Ten tijde van het huwelijk was hij 50 jaar en zijn vrouw 47 jaar. Aan het eind van dit document zijn nog jeugdherinneringen van Trien Morsch-Louter aan de Dekkers opgenomen.
Een statiefoto van Piet en Clazina vlak na hun huwelijk

De familie Dekker kende de volgende kinderen:
1.                                    Clazina, getrouwd met Piet Louter. Zij is geboren te Schoorl (Catrijp) op 12 december 1892.
2.                                    Trijn, getrouwd met de jongere broer Jan Louter. Wonen in 't Zand.
3.                                    Jan Dekker x Betje Slijkerman. Jan woonde geruime tijd in een boerderij die nu bekend staat als Smeerlaan no 8 te Schoorl. Hij werd daarna molenaar van de Slootgaarderpolder in Waarland.
4.                                    Gert Dekker x Jans Boots te Ursem 5. Frans Dekker te Akersloot
6.                 'Zus' Dekker x Niek Ranzijn
7.                 Marie Dekker x Gert Lieftinck, bollenboer te Rinnegom
8.                 Cornelia, getrouwd met Jaap Kos (kolenboer te Langedijk)
9.                 Anna, in 1723 getrouwd te Schoorl met Jozef Pieter Huiberts.

Piet kocht eieren in op de veilingen in Ede en Barneveld, waar toen zeer veel kippen waren. De ingekochte eieren werden geleverd aan bakkers, hotels en winkelbedrijven in Alkmaar, Amsterdam en waar hij maar verkopen kon. In feite zette hij de handel voort die zijn vader begonnen was. Hij was een goed zakenman en wist altijd scherp in te kopen. En als de prijs heel laag was, werden ze ook wel in de zogenaamde kalkputten gelegd om ze in duurdere tijden weer te verkopen. Dat vlotte zakentalent hadden ook veel kinderen van hem.
Zoals meer Louters was hij een liefhebber van kaarten. Het werd vroeger wel eens het 'Duivels prentenboek' genoemd. Maar voor de Louters was het onschuldig vermaak. Beslist geen gokkers. En als er geen medespelers waren, speelde ome Piet in zijn eentje graag een spelletje Patience, de onafscheidelijke sigaar in zijn mond. (opgetekend door Gert Louter, Arieszn, 2002).


Het gezin was zeer kinderrijk, zoals uit de volgende opsomming blijkt (allen geboren te Alkmaar):
1.         Bets,            27 april 1914
2.         Trien,          19 april 1915
3.         grote Jan,    8 april 1916
4.         grote Riet,   7 mei 1917
5.         Toos,           11 mei 1918
6.         Gert,            5 april1919
7.         Arie,            23 mei 1920
8.         Annie,         23 juni 1921
9.         Frans,          13 december 1922
10.    Nico,           1 februari 1924
11.    Corrie,         12 februari 1925
12.    Ina,              9 april1926
13.    Nellie,         16 juni 1927
14.    Jaap,            24 juni 1928
15.    Rietje,         15 september 1929
16.    Joop,           26 november 1930
17.    Piet,             14 januari 1932
18.    Jan,              24 januari 1933
19.    Ton,             2 juni 1935
20.    Gerard,        5 augustus 1937.

Foto gemaakt t.g.v. het 25 jarig huwelijksfeest op 11 juni 1938
Piet overlijdt op 24 december 1963 op 76 jarige leeftijd. Op 9 juni het jaar daarop overlijd zijn vrouw op 72 jarige leeftijd.
27



Foto 50 jarig huwelijksfeest

Twintig Louters op gouden feest


ALKMAAR - De twintig kinderen en de ongeveer 75 kleinkinderen van de heer en mevrouw Louter aan de Zocherstraat gaan op 11 juni een groots opgezet gouden huwelijksfeest vieren. Ik weet dat het een groot en mooi feest zal worden. Het huis aan de Zocherstraat is daar voor te klein, daarom gaat de familie de bloemetjes buiten zetten in het Wapen van Heemskerk.

De 76 jarige Petrus Louter en zijn 7l jarige gouden bruid Clazina Dekkker zijn er al die jaren zonder kleerscheuren afgekomen Blij en tevreden vertelden zij mij over hun twintig kinderen, die allen in goede gezondheid het gouden huwelijksfeest gaan vieren. Bruid en bruidegom  zijn geen geboren Alkmaarders, Beiden werden geboren in Schoorl. Sinds de trouwdag, 11 juni 1913, wonen zij in Alkmaar. Met de Kaasstad als domicilie heeft  de heer Louter al die  tijd een handel in eieren gedreven. En dat doet hij al vanaf zijn veertiende jaar, toen hij van zijn vader de zaken moest waarnemen. Thans drijven twee zoons de zaak. En ze hebben het niet bij eieren gelaten, want het assortiment heeft zich uitgebreid.

Waar zijn ze?

De oudste van de kinderen is 49 jaar. Het is Bets die in Schagenbrug woont. Catrien woont in Den Haag en grote Jan in Bergen. Marie is haar man naar Oudorp gevolgd en Toos zette koers naar Warmenhuizen. Gerrit is in Alkmaar gebleven en handelt in eieren. Arie is de enige vrijgezel en onderwijst de kinderen in Ossendrecht. Annie vertoeft in Amstelveen en Frans is
28


Alkmaar trouw gebleven, tenminste als hij niet op de vaart is, want hij is eerste machinist bij Esso en hij behoort tot de opvarenden van de Esso Den Haag, die deze week zo’n onfortuinlijke proefvaart heeft gemaakt. Zoon Nico heeft een schildersbedrijf in onze stad en Corrie is naar het Friese Bakhuizen getogen. Ina is de wereldzeeën overgestoken naar Sydney. Voor het feest is zij thuis gekomen. Jaap maakt de schoenen van de Warmenhuizeners en Nellie heeft het inwonertal van het schone Heiloo versterkt even als haar zus Riet. De tweede Jan bakt banket in Den Haag en Joop uit Amstelveen kokkerelt op de luchthaven Schiphol. Met broer Gerrit doet Piet in eieren. Ton staat op de rand van de huwelijksboot, want hij is gisteren in ondertrouw gegaan en wel met het laatste dienstmeisje van de reeks die vanaf het begin moeder Louter heeft geassisteerd. Benjamin Gerard (25) is verlooft en vertoeft momenteel in Arnhem waar hij iets te doen heeft met weg- en waterbouwkunde. Dit rijk gezegende gezin maakt zich nu op voor een grandioos feest. Vader en moeder zijn nu alleen achter gebleven, nadat zij vijftig jaar lang met blijdschap de hitte en de last van de dag hebben gedragen. Als niemand anders hebben zij recht op een gouden kroon.

Een korte levensschets van alle kinderen is op de volgende bladzijdes opgenomen.

Bets (Elizabeth Catharina) Louter

Bets werd geboren op 27 april 1914 te Alkmaar. Zij was het eerste kind van vader en moeder Louter. Bets is geboren in de Forrestersstraat, alwaar haar vader op de hoek een winkel had.
Zij heeft de lagere school gevolgd. Hierna heeft ze waarschijnlijk eerst thuis gewerkt in het huishouden. Ze heeft buitenshuis gewerkt als hulp in de huishouding bij de familie Baars en  de familie Bilars.
Ze hield van handwerken en naaien. Ze heeft naaien geleerd bij modevakschool Nelis. Ze kon heel netjes en precies werk maken. Ze ging samen met vriendinnen en zussen naar het meisjesgilde en ze maakten de nodige uitstapjes. Soms mocht ze mee met haar vader naar officiële gelegenheden als haar moeder niet kon. Haar familie heeft altijd heel veel voor haar betekend. Ze heeft het als een goed en veilig nest ervaren.
Tijdens een pinksterweekend in Schoorl kwam ze Thijs Janssen uit Sint Maartensbrug tegen. Toen ze bij haar Oom en Tante in 't Zand was geweest en op de fiets van 't Zand naar Schagen reed, kwam ze Thijs langs het kanaal weer tegen. Ze kregen verkering. Op 31 mei 1939 zijn  ze getrouwd.

In Schagerbrug gingen ze wonen. Hier huurden ze een huisje aan de Grote Sloot. Er was aardig wat grond bij dit huisje. Er stonden ook wat kippenschuren op. Achter het huis was een klein boomgaardje en een groentetuin. In het huis was nog een bedstee in de kamer. En in de bijkeuken was een regenput. Het land lag achter diverse huizen en was van die huizen gescheiden door een slootje.
Thijs begon een kippenbedrijfje. De eieren werden opgehaald en gingen naar de eierveiling.
s’ Winters werden er eieren uitgebroed in een broedmachine. Thijs bracht ze weg op de fiets naar klanten. Daarnaast had hij nog 3 koeien, zomers werkte Thijs er wat bij op een boerderij. Intussen was de oorlog uitgebroken. Thijs is toen nog een paar maanden als soldaat gelegerd bij Den Helder geweest tot de capitulatie. Er was eten genoeg op het platteland. Wel kwamen er Duitsers over de vloer.

In 1941 op 11 februari werd het eerste kind geboren. Het was een zoon en het werd Tonnie genoemd. Op 6 februari 1946 werd de eerste dochter Nellie geboren. En op 21 april 1948  werd de tweede dochter Ineke geboren. Daar bleef het voorlopig bij. Want pas na tien jaar werden er nog twee kinderen geboren. Op 6 november 1958 werd zoon Martien geboren en  op 9 november 1959 werd tot slot nog dochter Ellen geboren. Bets was niet een van de  jongste meer, maar ze heeft nog veel plezier beleefd aan deze twee nakomertjes.


Bets hield zich vooral bezig met het huishouden en de zorg voor de kinderen. Ze bakte zelf brood, naaide en breidde kleren, kamde boter van afgeroomde melk (alleen als de koeien gekalfd hadden), ze maakte groente in en was heel goed in cake bakken. De kinderen gingen  in Schagerbrug naar de kleuterschool en in Schagen naar de lagere school. In Schagen ging  het gezin ook iedere week trouw naar de kerk.

In 1958 liep het huurcontract van het huis af. Het werd niet vernieuwd. De huisbaas was overleden en de erfgenaam wilde het contract niet verlengen. Maar Thijs had intussen er wat land bijgekocht. Een van deze stukjes lag aan de weg. Vader Louter gaf als advies: Thijs moet bouwen. En dit gebeurde. Dorus Meijer, de man van Toos Louter, ging het bouwen. In februari 1959 werd er verhuisd naar het nieuwe huis. Wat een luxe zo een nieuw huis. Voor het eerst een douche en warm en koud stromend water. Financieel was het wel een hele toer om de eindjes aan elkaar te knopen. Als uitkomst was er een baantje voor Thijs op de melkfabriek in het kaaspakhuis.

Omstreeks 1965 begon het wat minder goed te gaan met de gezondheid van Thijs. Aanvankelijk werd er niets gevonden, maar na onderzoek bleek bij het aan zijn schildklier te hebben. Het was het begin van een zware periode. Thijs lag regelmatig in het ziekenhuis en de zorg voor man, kinderen en bedrijfje kwam op de schouders van Bets terecht. Bets was altijd aan het werk. Tijdens de koffiepauze zat ze dan weer sokken te breien of kleren te verstellen.

De afleiding zocht Bets in de boeken uit de bibliotheek. Ze hield erg van lezen. Geen romannetjes, wel boeken over gezondheid, kunst, schilderen, psychologie, tuinieren, handvaardigheid, enz. Ook ging ze elke week naar Schagen om fruit en groente welke ze niet in de groentetuin had op de markt te kopen en andere levensmiddelen bij een van de Schager winkels. Alles deed ze op de fiets. Dit waren voor haar echte uitstapjes.

Maar de tijd kwam dat de kinderen het huis uit gingen en het wat lichter werd. Helaas kreeg Thijs vlak voor zijn vijfenzestigste verjaardag een hersenbloeding. Hij was halfzijdig verlamd, maar herstelde hier aardig van. Met behulp van een stok kon hij zich nog goed redden. Hij stopte met werken. Een deel van het land werd verkocht. Alleen de groentetuin, een boomgaardje en een paar kippen bleven nog over. Er was nu wel tijd om bij de familie op verjaardagsvisites te gaan. Bets werkte nu veel in de tuin. Ze zei altijd: Dit is mijn paradijs. Af en toe ging ze in haar eentje een dagje naar Amsterdam.
Ze ging ook nog een pottenbakkerscurus in het dorp volgen. Ze kon hele mooie potten en vazen maken. Velen heeft ze voorzien van een klein spaarvarkentje. Later ging ze nog een tekencursus volgen. Ze werkte vooral met pastels. Hier genoot ze van.

Langzamerhand ging de gezondheid van beiden achteruit. Bets ging ook wat mankeren. Ze kreeg ouderdomssuikerziekte. Ze zette zichzelf op een streng dieet zodat ze niet hoefde te prikken. Doordat ze niet goed meer weg konden, vereenzaamden ze een beetje. Bets haar geheugen ging achteruit. En tot slot kwam bieden in mei 1995 in het verpleeghuis Magnushof in Schagen terecht. Bets was hier heel tevreden. Er werd voor haar gezorgd en ze hoefde niet meer te werken. Voor Thijs was het moeilijker te aanvaarden. Thijs overleed 18 maart 1997  en Bets 29 maart 2000.

Trien (Catharina Maria) Louter

Trien werd op 19 april1915 geboren in de Forrestersstraat 1 in Alkmaar, waar haar vader een eierhandel was begonnen. Toen Trien nog maar anderhalf jaar oud was verhuisde het gezin met twee kinderen naar de Fabrieksweg in Alkmaar. Na hier 16 jaar gewoond te hebben, het


huis werd te klein, want het gezin was inmiddels sterk uitgebreid, verhuisden zij naar de Zocherstraat. Hier had Pa Louter een groot huis laten bouwen met pakhuis, want de eierenhandel was inmiddels sterk uitgebreid.

Trien ging met haar elfde jaar van school, de dienstbode ging weg en Trientje moest helpen in de huishouding en op de kleine kinderen passen. In haar jonge meisjestijd was zij lid van De Graal een meisjesvereniging en had ze een hele schare vriendinnen. Ook kon zij goed leren op school en was zij vaak de eerste van de klas. Maar zoals het in die tijd was, kwam zij later als hulp in de huishouding bij andere mensen voor dag en nacht.

Op achttienjarige leeftijd leerde zij op dansles Nic Morsch kennen, een knappe jongeman uit Bergen. Na enkele jaren verloofd te zijn geweest, trouwden zij op 10 mei 1939 en gingen wonen in de Wieringermeer. Nic had daar werk in de bouw van boerderijen. Trien voelde zich daar best eenzaam en kreeg al snel de kinderen van thuis om de beurt te logeren, want zij miste de gezelligheid van het grote gezien en vooral de kleine jongens!
Toen brak de oorlog uit in 1940. Oma Louter vond het beter dat Trien en Nic weer naar Alkmaar verhuisden. Zij kwamen te wonen aan de Baansingel, hoek Vondelstraat, waar broer Jan een kruidenierswinkel met woonhuis had. Maar Jan was nog niet getrouwd met Nel Vrouwe, dus Nic en Trien trokken in het huis achter de winkel. Adrie, hun eerste zoon werd daar geboren. Al heel snel kwam er een bovenwoning vrij tegenover de Kneppelbrug op Baansingel nr. 16. Vooral de zusjes Louter hadden de weg hiernaartoe snel gevonden. Het werd een gezellige pleisterplaats waar veel gelachen en gestopt (kousen) werd. Ook de verhaaltjes van Sampie en Mosie zijn hier geboren, verteld, vooral door zus Ina, die later naar Australië emigreerde.
Het gezin van Nic en Trien breidde zich uit, Ineke werd geboren in 1941. De bezetting door  de Duitsers was al een jaar een feit. Veel steun hadden Trien en Nic van Pa en Moe Louter in deze moeilijke jaren. In de hongerwinter van 1944 werd de tweeling geboren. Erika en Els. Dat het een tweeling werd, wist Trien eerder dan de dokter, want ze voelde zoveel knobbeltjes. De verloskundige stond versteld van al die kennis.

Daarna raakte Nic naar Duitsland. Terwijl hij hout hakte in het Heiloerbos, werd hij meegenomen. Dat was een moeilijke tijd voor Trien met vier kleine kinderen. Moe Louter stuurde zus Nelly om haar te helpen en zij was een grote steun voor het jonge gezin zonder vader.
Het was oorlog, dus 's avonds geen licht, het was op een avond om ongeveer acht uur, o jee.. daar kwam een muis, van schik gingen Trien en Nelly maar naar bed.
Na een half jaar kwam Nic gelukkig weer gezond en wel thuis en ging weer gewoon timmeren. In 1948 werd Nelly en in 1950 Jan geboren. Het bovenhuis aan de Baansingel werd te klein voor een gezin met zes kinderen. Zij kregen een nieuwe eengezinswoning aangeboden van 'Goed Wonen' voor een huur van fl. 6,10 in de week. De muren waren van boordkarton.
Het huis leek zo ruim, dus er kwam weer een kindje bij, dat was onze Peet. Anderhalf jaar  later kwam de laatste telg onze Frans, geboren in een spekgladde nacht. Nic ging Zuster Veer halen, met sokken over de schoenen gearmd door de straten van Alkmaar om vooral niet te vallen. Dit verhaal werd nog menig keer naverteld !
Vroeger waren er zeer strenge winters en lange vorstverletten van vele weken. Nic, geen man om niets te doen, ging bureau's maken. Een voor broer Frans en een voor hemzelf. Overal was het koud en vroor het, dus de woonkamer werd de werkplaats. Ook de motor kreeg hier een poetsbeurt en Trien vond het goed. Zei kookte dan een heerlijke pan erwtensoep met harige kluif (brrrrr ).

31


Vele jaren later, Baas Buur ging scholen bouwen in Den Haag en Trien en Nic verhuisden met hun gezin naar Den Haag. Nic was inmiddels uitvoerder bij Baas Buur. Acht jaar hebben zij vierhoog op een 5-kamerflat gewoond. Het was net een etalage met al dat glas. In de weekenden gingen zij veel naar de familie in Alkmaar, eerst op de motor, maar dat waren toch wel erge koude ritjes voor Trien. Toen werd er een auto aangeschaft, wat een vreugde.

Hierna gingen Nic en Trien weer terug naar Alkmaar met de jongste vier kinderen. De vier oudsten hadden inmiddels hun bestemming gevonden. Via ome Nic Morsch kon jonge Nic een stukje land kopen in Oudorp. Hij bouwde daar een prachtig huis voor zijn gezin, met behulp van zijn broer Meindert en zwager Gert Houtenbosch. Het werd een prachtig huis met een mooie tuin. Vele jaren leefden zij hier en genoten volop van het nieuwe huis en hun nieuwe dorp. Nic werd voorzitter van Goed Wonen en Trien werd lid van het zangkoor van de Laurentiuskerk en zong vele jaren als alt 'rouwtjes en trouwtjes'. Negen kleinkinderen  kwamen regelmatig over de vloer en te logeren. De Sinterklaasfeesten waren echte familiehappeningen en Oma Trien zorgde dat iedereen het naar zijn zin had. Opa Nic kookte erwtensoep met spek, worst en roggebrood. Een keer bleven we allemaal slapen, want de weg was spekglad, we konden niet meer terug rijden. Dit kon altijd bij Nic en Trien.

Zij werden ouder, de jaren gingen tellen. Er werd besloten om kleiner te gaan wonen. Het werd de Istriastraat in Oudorp. Ook hier wist de familie Louter de weg naar hun te vinden. Toen de gezondheid van Nic al minder werd, besloten zij hun intrek te nemen in een appartement aan de Strandwal, verbonden aan het 'Lauwershof’. Trien dacht veel terug aan de mooie jaren in hun huis aan de Pastoor Maatstraat.

November 1997 overleed Nic na een slepende ziekte. Dit waren zware jaren voor Trien, maar zij sloeg zich hier dapper doorheen. Zij bloeit op als haar kinderen en familie op bezoek komen. Vele herinneringen worden opgehaald, of oude liedjes zingen, daar doet ze graag aan mee. Helaas ging de tijd dat we gezellig gingen winkelen en koffie drinken voorbij. Peet haar dochter, is als jaren een grote steun voor haar en dat waardeert zij zeer. Ook haar buren, zusters van de Strandwal en Karin, haar hulp, waardeert zij zeer en zijn voor haar een grote steun.

Zij overlijd op 9 juni 2004 te Oudorp.

Grote Jan (Joannes) Louter

Geboren op 8 april 1916 als eerste zoon van het gezin. Zijn jeugd verliep normaal, bewaarschool, grote schol, maar meester Hout vond dat hij naar de ULO moest, dat was nodig voor een middenstander. Dus ging Jan in september 1929 naar de ULO in de Koornlaan. Doch in april1930 toen hij 14 jaar werd zei zijn vader: 'Ga maar van die school af, want ik kan je beter gebruiken!'. Zo ging dat in vroeger jaren. Maar Jan was allang blij, want hele dagen tussen 4 muren zitten, dat lag hem niet zo.

Dus zat Jan in de eierhandel, mee met zijn vader naar de klanten in Amsterdam, enz. en de veiling in Ede. Toen zijn broer Gert van school kwam, mocht Jan iets ander gaan doen want  hij wilde eigenlijk bakker worden. Hij kon direct aan de gang bij bakker Overtoom, brood en koek. Maar Jan vond dat je niet te lang bij dezelfde baas moest blijven, want bij een nieuwe baas leer je soms weer heel andere dingen. Dat werd bakker Hoedjes. Maar nauwelijks daar aan de slag, sneed hij in zijn vinger en dat werd al spoedig een flinke zweer. Hij mocht dus de bakkerij niet meer in en kreeg zijn ontslag. Immers, wie niet werkte, kon ophoepelen. Verzekeringen waren er niet voor dat soort zaken.

32


Intussen had hij kennis gekregen aan Nellie Vrouwe, dochter van Jan Vrouwe en Anna Maria Kroon. Jan 17 en Nellie 16 jaar oud. Jan kon bij Ome Johan Louter in Schoorl komen werken in de kruidenierswaren, maar ook potten en pannen al wat de klanten wensten. Zijn knecht  was ziek geworden en aan zieke krachten had je niets, dus die was eruit en Jan erin. Hoewel  hij er met plezier werkte, wilde hij na een paar jaar om dezelfde redenen als hierboven vermeld, veranderen. Dat werd Glorie in Castricum, waar hij ook de etalages mocht inrichten. Daar haalde hij ook zijn diploma rechts- en wetskennis. Verder werken en eten. 's morgens 7 uur op en tot 's avonds 8 uur.
(noot: de kruidenierszaak van Glorie was van verre familie, een voortzetting van de winkel van Gerrit Tromp).

Doch na ongeveer 2 jaar zat Ome Johan blijkbaar weer in problemen en ging Jan daar weer werken. Daar kreeg hij zijn eerste vrije uurtjes. Zaterdag na 3 uur had hij vrij. In Schoorl is hij nog opgetreden als Prins Bernhard met Trien Kaag als Juliana, bij gelegenheid van dat huwelijk en de feestelijkheden daaromtrent. Het werkte blijkbaar aanstekelijk want er  kwamen trouwplannen. Jan en Nellie hadden al bijna 6 jaar 'verkering'. Er werd een verlopen zaakje gevonden aan de Baansingel dat weinig kostte. Maar het was wel erg verlopen en geld had Jan ook niet, want in de jaren 30 voor de oorlog, verdiende je als knecht bijna niets. Gelukkig kon hij geld lenen van ome Bank (Pancratias) Kazenbrood uit Castricum, die met Maria Louter III gehuwd was (fl. 1.000,-). Dat was toen heel veel geld, voor fl. 3.000,- kocht  je een heel huis. Maar de inventaris van de winkel was ook haast niets. Ontslag genomen bij Ome Johan, die daar helemaal niet blij mee was, want die zat juist met de Nieuwbouw van de winkel en dat gaf toch al veel extra werk. Februari 1940 kon hij beginnen in zijn winkel, maar voor die tijd was het, de winkel inrichten, klanten winnen, voorraden kopen, want er was bijna niets meer in de schappen.

De trouwdatum werd op 22 mei 1940 gesteld. Helaas begon op 5 mei de oorlog. Eerst dachten veel mensen dat het wel weer gauw vrede zou zijn. Er werd gedacht aan uitstel van het huwelijk, maar uiteindelijk is het doorgegaan. De  mensen begonnen te hamsteren, dus de zaak liep goed. Van Ome Bank kon hij nog wat extra geld krijgen en daar kon  hij artikelen voor kopen die later heel schaars werden en die hij later ook weer kon ruilen voor bijvoorbeeld tarwe. Hij heeft daar veel profijt van gehad.

Maar na de oorlog, het is inmiddels 1946, werd het pandje aan de Baansingel te klein, er waren toen 4 kinderen bijgekomen die ook ruimte in beslag namen. Er kwam een winkelpand vrij aan de Ruïnelaan in Bergen. Snel toegehapt en op 1 november 1946 daar begonnen. Maar het eerste begin was moeilijk want de winter 1946/47 bracht strenge vorst met bergen sneeuw die tot in april bleven liggen. Alles was nog op de bon en dat bij elkaar gaf vreselijk veel  werk.
Alles werd toen nog thuis bezorgd.
Er werden toen nog 5 kinderen geboren, waardoor het gezin 9 kinderen telde: Peter, Jan, Ineke, Nico, Lia, Annemiek, Frans, Theo en Jos.

De zaak en de kinderproduktie draaide goed. Jan werd bijgestaan door knechten en meisjes in de huishouding, want ook Nel stond in de winkel en het gezin werd groter. Doch de lonen

33


stegen, wat goed was, want vroeger werd het personeel zwaar onderbetaald en maakte lange werkdagen. Maar zo langzamerhand ging alles veranderen. Personeel werd te duur om thuis te bezorgen. Er werd verbouwd en Jan en Nel openden de eerste zelfbediening in Bergen. De omzet vloog omhoog, maar ook de concurrentie zat niet stil. Er kwamen in haast alle plaatsen supermarkten met scherpe prijzen en de een na de andere kleinere winkel verdween. Er kwamen zowel bij Jan als bij Nel wat lichamelijke klachten en dan is een besluit gauw genomen. En het is beter om op tijd te stoppen, vooral ook omdat de kinderen allemaal andere banen verkozen. Dan doorgaan en zowel je zaak als je gezondheid eraan gaan. De zaak verkocht en na een paar maanden al een baan kunnen krijgen bij de Willibrordus in Heiloo als arbeidstherapeut. Ze gingen wonen aan de Groenelaan te Heiloo. Jan heeft het werk 10 jaar
met veel plezier gedaan totdat hij met zijn 60e met pensioen ging. Hij heeft toen met Nel 2 grote reizen gemaakt. Eerst naar Canada naar onder andere Mien Wever, een van hun meisjes,
waar ze grote waardering voor hadden en de tweede naar zijn zus Ina in Australië.

Later toen zij ouder werden, verhuisden zij naar het appartementencomplex de Westerzij aan de Zeeweg in Heiloo.

(noot: samengesteld uit de gegeven van zowel Jan als Nel, zoals zij die hebben beschreven bij gelegenheid van hun 50 jarig huwelijk op 22 mei 1990).

Grote Riet (Maria) Louter

Riet werd op 7 mei 1917 in Alkmaar. Zij werd in het gezin 'grote Riet' genoemd. Zij zag haar levenslicht in de Fabrieksweg in Alkmaar, gelegen in de zogenaamde  Wognumse  buurt, achter het Spoorwegstation.
De naam 'grote Riet' verwierf ze omdat later nog een Maria (Rietje) werd geboren, dit had dus niets met haar gestalte te maken. Zij hadden allebei een normale lengte.
Ze heeft haar jongste jeugd doorgebracht in de Fabrieksweg. Later verhuisde het gezin Louter naar de Zocherstraat. Grote Riet kreeg daar tot taak om elke maandag de was te doen van het steeds grotere gezin.
Zij deed de was in het pakhuis. Daar stonden naast de eieren ook de vrachtwagen. Er was een wasmachine, die met een elektrische motor aan de onderzijde werd aangedreven. De wartel werd aangedreven met een leren band en een vliegwiel. De was kon in de kuip met een halve slag heen en weer in beweging worden gebracht. Zondags werd er al heel wat wasgoed in de week gezet in een zinken teil. s’Maandags werd al heel vroeg een grote ketel wasgoed op een speciaal gaskomfoor gezet. Er bestond toen nog geen verwarming.
Niet alleen was het wassen erg arbeidsintensief Daarna ging alle wasgoed ook nog door een wringer, die handmatig werd bediend. Dan werd de was buiten aan een lijn gedroogd tenzij  het regende, dan werd de was gedroogd bij de enige kachel in de woonkamer. Tenslotte werd door haar de was gestreken en hersteld.
Later is Riet bij de Familie Steeman in de huishouding gaan werken, hier had zij het goed naar haar zin.

In de oorlog kreeg zij kennis aan Martin Bult. Hij was afkomstig het Gaasterland in Friesland Zijn ouders hadden een kruidenierszaak in Bakhuizen. Martin werkte bij Ome Jan in Schoorl en later bij Wijs en Broers in Bergen.

Op 26 augustus 1943 trouwden zij te Alkmaar. De bruiloft werd gevierd in de woning van haar ouders in de Zocherstraat. De voor- en achterkamer werd daarvoor gebruikt, waar lange tafels en stoelen waren geplaatst. De hele Familie Bult uit Friesland was er in zijn geheel voor overgekomen. En zoals wel eens wordt gezegd: 'Van een bruiloft komt een bruiloft'. Pieter, de

34


broer van Martien, werd daar verliefd op Corrie, de zus van grote Riet (zie later).
Martin en Riet woonden in het begin in een kleine bovenwoning in de Maclaine Pontstraat te Alkmaar. De relatie met de eigenaar in de benedenwoning was niet goed te noemen. Dat werd mede veroorzaakt door de kou en het gebrek aan hout voor de kachel, die Martien wel eens van de eigenaar "pikte", Toen hun eerste kind Els daar op 5 mei 1944 werd geboren, wilden  zij snel verhuizen naar een betere woning.

Die vonden zij in de Nieuwpoortslaan, een huis met een tuin. Martien en Riet hebben 8 kinderen gekregen. Het leven is niet altijd makkelijk geweest. Op zeer jonge leeftijd zijn twee kinderen gestorven. Peter Joan, geboren op 4 maart 1946 leed aan leukemie en stierf aan deze ziekte op 6-jarige leeftijd op 7 mei 1952.
Jan werd geboren op 13 juni 1948. Hij werd op 25 december 1949 opgevolgd door Maria Klazina. Maria leed aan het syndroom van Down en is als gevolg van haar ziekte overleden  op 3 januari 1952.
Daarna werden 3 jongen geboren. Peter op 8 juni 1952, Frans op 10 april 1954 en Martien op 27 april 1956. Het laatste kind, een dochter genoemd Ria, werd op 9 april 1959 geboren in hun nieuwe huis in Oudorp.
Dat het leven van Riet soms heel moeilijk is geweest, moge blijken uit het overlijden en verlies vanwege een auto ongeval van zoon Martien op 13 april 1987.

Toch zag Riet altijd de goede kanten van het leven. Martien had een mooie baan als vertegenwoordiger bij Klaver. Het bezoeken van klanten was zijn lust en zijn leven. Riet was een lieve, zorgzame moeder. Zij probeerde de contacten met har grote familie en haar eigen grote gezin te onderhouden. Met haar broer Jaap had zij bijvoorbeeld contact, toen hij als schoenmaker was begonnen. Elke maandag ging hij bij zijn klanten langs voor reparaties van de schoenen. Als laatste kwam hij altijd bij Riet langs. Zij stopte dan meteen met haar eigen werk. Jaap herinnert: 'het was bij haar altijd heel gezellig. Wij spraken dan over allerlei ditjes en datjes. Ik kreeg altijd iets te drinken. Zomers drongen zij dan samen karnemelk, in de winter meestal chocolade'.
Op 26 april 1968 waren zij 25 jaar getrouwd. Tevens hadden zij al een kleinkind Judith, de dochter van Els. Het feest werd met het hele gezin gevierd.

Martien heeft niet zo lang van zijn pensioen kunnen genieten. Nadat Martien en Riet in apri 1983 hun 40-jarige bruiloft hadden gevierd, is Martien in zijn slaap op 4 oktober van dat jaar overleden. Riet woonde daarna alleen thuis in Oudorp. Alle kinderen waren toen al getrouwd, woonden elders, maar kwamen met kleinkinderen veel bij haar op bezoek. Zij  heeft  daarna nog 5,5 jaar in haar vertrouwde huis gewoond. Op 6 maart 1989 is zij in het ziekenhuis in Alkmaar overleden.

Toos (Catharina) Louter

Toos werd geboren op 11 mei 1918 te Alkmaar in het jaar waarin de eerste wereldoorlog werd beëindigd, doch daar zal zij zelf weinig van hebben gemerkt.
Na de lagere school in Alkmaar te hebben gevolgd, kwam ze thuis of bij anderen als hulp in  de huishouding. Tevens volgde zij een cursus voor kapster.
In de tweede wereldoorlog is zij een hele poos bij Ome Jan en Tante Trijn in 't Zand als hulp  in de winkel en huishouding geweest. Naast de winkel van Ome Jan was de lagere school van 't Zand. Daarin was toen de Duitse bezetter gelegerd. Die vonden de ruimten te klein en toen vorderden zij de winkel en het woonhuis van Ome Jan. Die moest maar voor andere ruimte zorgen. Tijdelijk hebben ze toen hun hele hebben en houden naar boer Jansen aan de Belkmerweg verhuisd. Toen Ome Jan en Tante Trijn het huis verlieten had Toos nog gauw op

35


elke traptrede in het huis het scheldwoord 'Mof' met dik krijt geschreven.
In die tijd was er bij Ome Jan en Tante Trijn ook een jongen genaamd Bennie Zeegers uit Rotterdam, dat zo gebombardeerd was. Hij was daar om aan te sterken. Toen ik deze Bennie  in 2001 bij toeval nog eens sprak, vertelde hij dat Toos hem in die tijd gewassen had bij de waterput. Hij werd lekker ingezeept en daarna door Toos met een akertje ijskoud water afgespoeld. Uit deze zeer Spartaanse behandeling blijkt wel dat Toos zeer kordaat in haar optreden was. Dat is zij ook haar hele verdere leven gebleven.

Kort na de oorlog kreeg Toos kennis aan Dorus Meijer uit  Warmenhuizen. Dorus had daar  een timmerbedrijf. Het klikte meteen tussen die twee en op 24 april 1946 stapten zij in Alkmaar in het huwelijksbootje. Zij gingen wonen in Warmenhuizen. Op 28 mei 1947 werd daar hun eerste dochter Gerda geboren. Het jaar daarna op 27 juli 1948 werden zij verblijd  met een zoon Piet.

In die tijd heeft haar broer Frans nog enige tijd bij hen gewoond, zo'n 1,5 á 2 jaar om te studeren voor zijn machinistendiploma's. Dat was voor Toos en Dorus heel gezellig, want Frans was echt een vrolijke Frans in de goede zin van het woord.
Op 13 juni 1950 werd Dick geboren en daags voor kerstmis 1952 kwam Christa ter wereld. Daarna volgde Kees op 9 augustus 1954 en op 15 november 1955 Joop. Tot slot kwam Sjaak op 10 januari 1962 ter wereld.

In het jaar 1970 werd Toos geconfronteerd met een knobbeltje in een borst. Het bleek kwaadaardig te zijn en de verschillende behandelingen ter bestrijding mochten niet baten. Het was voor Toos een enorme strijd. Vooral omdat zij Dorus en haar jonge gezin, waarvan de jongste nog maar 8 jaar was, moest achterlaten. Zij overleed op 13 november 1971 in de kracht van haar leven. Volgens menselijke maatstaven veel te vroeg.

Geschreven door Jaap Louter, augustus 2006

Gert (Gearardus) Louter

Gert was de tweede zoon van het gezin en werd 5 april 1919 geboren in het huis aan de Fabrieksweg. Hij groeide daar op en ging in Alkmaar naar de lagere school. Daarna ging hij zijn vader helpen in de eierhandel, want doorleren was er toen nog niet bij. Toe hij oud  genoeg was, zat hij het liefst achter het stuur van de vrachtauto. Een 3,5 tons Chevrolet. Voor die tijd een heel gevaarte. Samen met Pa ging hij dan naar de eierenveilingen in Ede en Barneveld, waar hij de kneepjes van de inkoop van zijn vader leerde. Ook ging hij graag naar Amsterdam waar eerst Opa Louter, maar later zijn vader een hele klantenkring had opgebouwd.

In de oorlog werd het zo langzamerhand al moeilijker om handel te drijven. Er was geen voer meer voor de kippen. En de bezetter legde alles aan banden. Ook de eieren gingen op de bon. En tot overmaat van ramp werd ook de auto gevorderd door het Duitse leger, zodat Pa genoodzaakt was tegen Gert te zeggen dat er geen werk meer voor hem was.
Gert moest dus voor zichzelf zorgen. Dat ging hem heel goed af. Hij wist altijd weer iets te verzinnen. Hij had inmiddels kennis gekregen aan Tini Bakkum. Voor haar liep hij het vuur  uit zijn sloffen. Tini kwam uit een groot gezin. Gert wist Tini te veroveren. Op 30 april 1943 werd er getrouwd in Alkmaar. Midden in de oorlog, alles op de bon, als het al te krijgen was - de bezetter sleepte alles weg uit ons land. De bruiloft werd bij de familie Bakkum  thuis gevierd en was een daverend succes. Even leek het erop dat er geen schaarste aan artikelen meer bestond. Alles was er volop.


Het paar kon inwonen bij de heer Visser in de Lyceumstraat, een achterkamer met gebruik  van keuken. Het was voor beiden een heel gelukkige tijd, vooral toen Peter op 14 juni 1944 werd geboren, was hun geluk compleet.
In Noord-Nederland stond toen net de hongerwinter voor de deur. Wie familie had op het platteland die zelf wat konden telen, wisten zich nog enigszins te redden, maar voor velen kwam de vrede te laat.
Op 21 december 1945 werd Theo geboren. De voedselsituatie mede door steun van Amerika verbeterde daarna. Bijna 2 jaar later werd op 17 juli 1947 Jan geboren en tot grote vreugde op 21 november 1949 hun eerste dochter Marian. Gerard volgde op 28 maart 1951. Ria op 3 september 1954 en Rob op 16 januari 1958. Met de geboorte van Carin op 7 juni 1962 van Carin was het kindertal compleet.
Mede door de groei van het gezin werd uitgezien naar grotere woonruimte. Dat werd  gevonden aan de Lindengracht. Daar hebben ze jaren met veel plezier gewoond, totdat Pa en Ma wat kleiner gingen wonen op Zocherstraat 7. Toen kon Gert het pand Zocherstraat 25 betrekken.

Na de oorlog werd de eierhandel weer opgebouwd en ging Gert weer bij zijn vader werken. Inmiddels was broer Piet er ook bijgekomen. Er was ook een agentschap van Nutricia met onder andere koffiemelk en babyvoeding bijgekomen, wat veel werk verschafte. Maar de schaalvergroting ging door en Nutricia opende een groot verdeelcentrum in de  Wieringermeer, waar ook een paar jongens van Gert werk vonden. Na het overlijden van Pa en Moe werd de eierhandel aan Gert en Piet toebedeeld. Doch de tijden veranderen. Na enige jaren werd de zaak verkocht aan de eierveiling en Gert en Piet kwamen daar in dienst. Hier hebben zij nog een aantal jaren gewerkt.

Inmiddels hadden de kinderen, de een na de ander, het huis verlaten om een eigen gezin te stichten. Gert en Tini verhuisden toen naar de Ruusbroeckhof Zij hielden veel van reizen en hebben op oudere leeftijd samen met de familie Hemels nog menig reisje ondernomen, per auto!
Gert mocht graag een kaartje leggen evenals zijn vader en diverse ooms. Hij was daar heel scherp in. Zo rond de jaren negentig begon Gert last met zijn longen te krijgen, wat hem fataal werd. Hij overleed op 13 augustus 1992. Voor Tini was dit een onzegbaar verlies.

Opgetekend door Jaap Louter, juni 2005.

Arie (Adrianus) Louter

Geboren 23 mei 1920 te Alkmaar, overleden 31 mei 1994 te Alkmaar .
Arie is waarschijnlijk geboren op de Fabrieksweg. Hij heeft de lagere school daar doorlopen en is daarna naar het Lyceum gegaan. Daar is hij kort op geweest, hij voelde zich er niet erg thuis. Zodoende kwam hij in de eierhandel van zijn vader terecht, waar Gert ook reeds werkzaam was. Hij was in hoofdzaak in Alkmaar aan het werk, verzorgde daar de klanten, verpakte de eieren die binnen kwamen en deed ook het administratiewerk. Arie was in die tijd een vrolijke jongen en graag op stap.
In de oorlog raakte hij echter ernstig overspannen. Uiteindelijk moest hij naar de zenuwafdeling in het ziekenhuis waar ze met een zeer zware behandeling hem ervan afgeholpen hebben. Hij was echter mentaal heel anders geworden, veel ernstiger en preciezer. Na de oorlog wilde hij onderwijzer worden. Daar moest hij eerst het Mulo diploma voor halen, wat hij via een schriftelijke cursus gedaan heeft. 's morgens liep hij met de bakkerskar van bakker Jonker brood uit te venten en 's middags ging hij studeren. Na flink  blokken haalde hij het. Er was in die tijd een groot gebrek aan onderwijzers, waar door hij een speciale cursus kon volgen, welke hij met succes wist te voltooien.


Met zijn diploma op zak heeft hij wat in de Langedijk les gegeven, ongeveer 6 maanden. Daarna is hij naar Ossendrecht gegaan, waar hij ruim 5 jaar voor de klas heeft gestaan en waar hij een gewaardeerd onderwijzer was. Toen Pa in 1963 kwam te overlijden en moe in 1964 niet goed werd, heeft hij zijn baan eraan gegeven en is hij thuis gekomen. Nadat moe was overleden, is hij naar 's-Herenberg gegaan, waar hij opnieuw les is gaan geven. Na enige tijd werd echter de school opgeheven. Hij is toen verhuisd naar Zevenaar, waar hij weer les is gaan geven aan de lagere school de Hoeksteen.
Hij heeft hier 11 jaar gestaan tot 1981. Hij kocht er ook zijn huis en hij had een volkstuin, waar hij veel plezier aan beleefde. Hij kweekte en stekte verschillende planten en bloemen. Hij is daar gestopt met werken rond zijn 62e.
Tot zijn zeventigste is hij nog in Zevenaar blijven wonen. Toen wilde hij weer naar Alkmaar. Daar wist hij een woning toegewezen te krijgen op de begane grond. Dit was vlakbij winkelcentrum De Mare. Zijn gezondheid ging echter steeds verder achteruit, zodat hij uiteindelijk in zorgcentrum de Kooimeer belandde, waar hij na ongeveer 8 maanden is overleden.
Geschreven door Jaap Louter

Annie Louter

Geboren op 23 juni 1921 te Alkmaar
Annie is geboren op de Fabrieksweg te Alkmaar. Dit was een weg die parallel liep met het toenmalige spoor. De fabrieksweg had zijn naam te danken aan de toenmalige Conservenfabriek ' Hoogstraten ) .
Ze groeide daar op in een rustige buurt waar het voor kinderen nog mogelijk was zonder gevaar op straat te spelen.
Menigmaal ging zij te logeren bij Ome Gert en Tante Marie in Egmond) die waren zeer op haar gesteld. Tante Marie was een zus van moe en zij had helaas geen kinderen, wat haar zeer verdroot.
Annie heeft zelfs een fiets van ben ten geschenke gekregen, wat in die tijd een zeer waardevol cadeau was. In de tweede wereldoorlog kreeg zij kennis aan Jan Punt een zeer vlotte knappe jongeman met een goede babbel. Zij trouwden op 15 februari 1944 in Alkmaar. In die tijd  ging het vervoer van trouwpartijen nog in koetsen getrokken door paarden.
Zij gingen wonen in Oudorp en hadden daar een leuk huis met tuin. Jan werkte als  boekhouder bij Van de Laarschot. Hij was tevens actief bij de ondergrondse, een organisatie die de Duitse bezetter probeerde te ondermijnen. In de Hongerwinter van 1944-1945 werd Peter hun eerste zoon geboren op St. Nicolaas. Dit was in een zeer donkere tijd een zeer blijde gebeurtenis.
In 1946 volgde Tineke en in 1948 zag Loek het levenslicht. In 1950 volgde toen Ina. Het huis werd hierdoor te klein en aangezien Jan inmiddels de administratie deed voor de Slagerscombinatie, verhuisde ze naar Amstelveen naar een heel mooi huis in een gegoede buurt.
Hier kregen ze nog een dochter die naar Annie vernoemd werd en als roepnaam Ankie heeft. Het was er altijd heel gezellig en iedereen was er altijd van harte welkom. Als broer Frans ging studeren om een zeevaartmachinistendiploma te halen, kon hij bij Annie en Jan komen logeren om dat te verwezenlijken.
Helaas liep het huwelijk rond 1980 op de klippen. Het stel zag als enige oplossing een scheiding, de kinderen waren reeds uitgevlogen. Annie heeft toen een zeer moeilijke tijd door moeten maken, zij wist zich echter zelfstandig te handhaven door te gaan werken. Bij V &D kon zij aan de slag, zij heeft zich met hart en ziel hierop geworpen om onafhankelijk te blijven. In deze moeilijke jaren is zij door haar kinderen enorm gesteund en geadviseerd. Inmiddels woont zij nu in een eigen flat in Amstelveen en geniet hier van haar dagen,  van  haar vriendinnen en van haar kinderen.
38


Frans (Franciscos Jozef) Louter

Frans is 13 december 1922 geboren aan de Fabrieksweg te Alkmaar. Daar is hij ook opgegroeid. Toen Frans 10 jaar was, zijn ze verhuisd naar de Zocherstraat. Zijn schooljaren heeft hij doorgebracht op de Aloysiusschool in de Koornlaan te Alkmaar. Frans wist al gauw wat hij worden zou: machinebankwerker. Zodoende ging hij na de lagere school naar de ambachtsschool om dit vak te leren. Deze school was in de Zocherstraat, alwaar de familie woonde. Dus dat was handig. Na de ambachtsschool heeft hij nog enige tijd bij Witte op de Bierkade als automonteur gewerkt. Ook op de machinefabriek te Alkmaar is hij nog  werkzaam geweest.

In 1942 werd hij door de Duitse bezettersmacht naar Duitsland gestuurd. Zijn standplaats was Potsdam bij Berlijn waar hij werkte in een locomotievenfabriek. Daar was hij baas over 6 of 7 Russische krijgsgevangenen, op een afdeling waar men de omloop om de ketel van de locomotief moest plaatsen. Hij was gelegerd in een lager, dat was een barakkenkamp. Omdat het er niet zo best was, stuurde zijn ouders elke 14 dagen een pakje met etenswaren naar hem, waar hij zeer dankbaar voor was. Hij schreef dan ook elke 14 dagen een brief naar huis met zijn belevenissen. Zo schreef hij een keer dat hij zijn aardappels had gebakken in de kunsthoning die in het pakje zat. Helaas zijn deze brieven niet bewaard gebleven. Frans heeft daar veel bombardementen meegemaakt en is in 1945 door de Russen bevrijd. Hoe moest hij echter thuiskomen? Met een stel andere jongens uit Nederland wisten ze een paard en wagen te bemachtigen waar ze hun spullen oplaadden zodat ze lopend door een vernield Duitsland naar Nederland gekomen zijn.

Eenmaal thuis ging hij werken op een scheepswerf aan het kanaal bij de Voormeer. Tevens ging hij in de avonduren studeren voor leerling-machinist bij de koopvaardij. Daarvoor volgde hij een cursus op de zeevaartschool in Amsterdam. Frans was geen gemakkelijke leerling. Als hij een vraagstuk moest bestuderen, ging hij net zo lang door tot hij het begreep. Dan sloeg hij zijn boeken dicht en vergat hij het nooit meer. Het gebeurde wel dat hij tot 's nachts halfdrie nog  bezig  was om het  zich eigen te maken,  het  was een enorme doorzetter.  Eenmaal    zijn
diploma gehaald, ging hij varen bij de Esso. Na een bepaald aantal vaardagen nam hij verlof en studeerde hij voor 4e machinist. Zo is hij doorgegaan tot hij 1e machinist was. Hij heeft altijd bij de Esso op tankerschepen gevaren naar Curacao, dit waren meestal trips van een maand. Ook heeft hij wel op Saoedi Arabie gevaren. Menig keer nam hij dan cadeautjes   mee
voor zijn zussen. De ene keer een kunstig ingelegd wandbord, dan weer een heel mooi likeurstelletje. Ook vervaardigde hij aan boord, waar een complete werkplaats was, wel spulletjes zoals een mooie kopergedraaide vuurtoren, een papegaai van koper en een ton waarin men drankflessen kon bewaren (een barretje). Als hij met verlofwas. meestal een paar dagen, wilde hij graag ergens heen, dan ging ik samen met hem 's avonds naar het Gulden Vlies waar een pianist speelde, of naar de Rustende Jager in Bergen. Het was altijd prettig uitgaan met Frans.

In 1955 leerde hij Rie Wessels kennen, dit werd zijn grote liefde. Rie werkte bij haar vader als dameskapster. Op 21 mei 1957 trouwde hij met haar en gingen ze wonen in de Frederik Hendriklaan te Alkmaar. Daar werd Marianne geboren op 28 december 1958. Op 30 maart 1960 kwam dochter Ellen en daarna kwam Rolf op 20 april 1962. 14 februari 1965 volgde Monique. Hierna verhuisde het gezin naar Elst, waar Frank geboren werd op 15 april 1967. De verhuizing naar Elst gebeurde omdat Frans een baan had gevonden bij het reactorcentrum te Dodewaard. Dit was een zeer belangrijke en verantwoordelijke baan. Daar heeft hij nog  vele jaren gewerkt met plezier. Zijn gezin groeide op in Elst en vlogen daar ook uit. Frans was heel betrokken bij zijn kinderen, waardoor hij het wel eens moeilijk had als die hun eigen weg gingen zoeken.
39


In 1983 werd Frans getroffen door een ernstige hersenbloeding, die hem gedeeltelijk verlamde.  Hierna  brak  een  zeer  moeilijke  tijd   aan  voor   Riet  en  Frans.   Frans  kon   het leven met gebreken heel moeilijk accepteren. Op 1 februari 1986 is hij overleden, veel te jong!
Geschreven door Jaap Louter

Nico (Nicolaas Josef) Louter

Nico werd geboren op 1 februari 1924 en behoorde een beetje tot de middengroep van de 21 kinderen. Nic heeft altijd wel een beetje op willen vallen, wat zich uitte in een aantal uitwendige gedragingen, zoals bijvoorbeeld in het zwembad aan de hoge duikplank hangen met zijn voeten.
Nic heeft na de lagere school, de Aloysiusschool aan de Koornlaan, de ambachtsschool doorlopen en vervolgens in de avonduren een cursus schilderen gedaan. Hij begon zijn loopbaan als schildersknecht.

In de oorlog heeft hij 3 jaar in Duitsland door moeten brengen alwaar hij te werk was gesteld als schilder in een ziekenhuis te Sankt Wendel en Saarbrucken. Aldaar had hij vriendschap gesloten met Paul Veer, die ook in het ziekenhuis werkte. Paul had later een bloemenzaak en werd in latere jaren een 'suikeroom' voor de kinderen van Nic en Annie. Er werden regelmatig na de oorlog wederzijdse bezoeken afgelegd. Hierbij kwam ook de befaamde opmerking van Nic tegen de kinderen: "Dit is de laatste keer dat wij zo een lange rit maken". De 6 kinderen kregen steevast ruzie na zo een lange autorit.

Nic trouwde in 1947 met Annie Janssen. Zij gingen inwonen in de Popelmanslaan op een bovenverdiepinkje. Daar zijn hun twee eerste dochters geboren. Hij nam in de loop der tijd de zaak over van de moeder van Cees de Boer, die met zijn zus Nel was getrouwd. Hij begon alleen en zijn 1e klus was het huis van zijn vader schilderen in de Zocherstraat. Als er onvoldoende brood op de plank kwam, ging hij bijklussen bij Ringers. Na 3 jaar in de Popelmanslaan verhuisden zij achtereenvolgens naar de Baansingel, Hooftstraat, Verdronke- noord  (alwaar  zij  met   de  bakfiets  verhuisden  geholpen  door   het   personeel).   Op      de
Verdronkenoord had hij, evenals zijn broer Piet, altijd duiven, welke goed verzorgd en vertroeteld werden door Nic. In deze periode zijn nog 5 kinderen geboren, waarvan 1 dochter op de leeftijd van 2 maanden is overleden.

Nic had ook een kaartclubje met Roel Haazelager, Wim Janssen en Ton Schets. Dit kaartrondje heeft jaren stand gehouden. Er werd ook een 1e auto aangeschaft, een tweede hands Peugeot, vervolgens een VW bus en later een Ford Taunus. Na 13 jaar te hebben gewoond  op  Verdronkenoord  56  werd  door  Nic  een  huis  gekocht  aan  de  Juliana     van
Stolberglaan 16. De zaken gingen inmiddels zeer goed. Nic had 12 man personeellopen. Hij werkte veel voor woningbouwverenigingen.

Omdat Nic toch wel goed met geld kon omgaan, werd hij penningmeester van de landelijke schildersbond en voorzitter van de Alkmaarse afdeling. Veel personeel geeft ook veel zorgen en dit deed Nic eigenlijk vluchten naar de schildersbonden, zodat het bestieren van zijn eigen zaak een beetje in de versukkeling raakte. Nic ging erg graag naar de zon en begin jaren zestig gingen zij met het vliegtuig naar Spanje, Portugal en Mallorca. Uiteindelijk kocht Nic een appartement in Torremolinos, Spanje, alwaar 3 á 4 keer per jaar een paar weken werden doorgebracht.

In Torremolinos openbaarde zich voor de eerste keer een ziekte die hem in het ziekenhuis
40


deed belanden, al wist men niet precies wat er nu aan de hand was. Dit bleef een tijd gissen, totdat uiteindelijk na een lange tijd uitkwam dat zijn hartspier niet goed werkte. Uiteindelijk is Nic hieraan op 61-jarige leeftijd overleden.
De meeste kleinkinderen hebben hem nog redelijk leren kennen als een goede Opa, die altijd wel wat geks met ze deed en hen altijd met een stuk snoepgoed weer naar huis liet gaan. Voor de kinderen waren de verjaardagen thuis altijd een gezellige familie bijeenkomst. Nic was een sociale man die overal graag gezien was.

Corrie (Cornelia Maria) Louter

Louter Corrie werd geboren op 12 februari 1925 aan de Fabrieksweg te Alkmaar. Daar bracht zij haar vroegste jeugd door. Zij ging op school bij de zusters van de Theresiaschool aan de Kornlaan.
Corrie was niet iemand die graag op de voorgrond trad. Ze was zeer rustig, waardoor ze onopvallend voor anderen kon zorgen, hierbij zichzelf wegcijferend. Toen 'grote Jan' een zaak begon aan de Baansingel, had hij al gauw een hulpje nodig in de huishouding. Corrie was daar geknipt voor, vooral ook omdat er al spoedig kinderen werden geboren, waar Corrie  uitstekend voor kon zorgen.

In 1943 trouwde haar zus 'Grote Riet' met Martin Bult. Op de bruiloft was toen ook de broer van Martin genaamd Pieter Bult. Pieter had een mooie kop met blonde krullen en was goedlachs van aard. Mede hierdoor wist hij Corrie al snel te veroveren. Maar omdat Friesland wel een beetje ver van Alkmaar lag voor een verkering, voorat in de oorlog toen  haast niemand nog een auto had en er ook geen benzine beschikbaar was voor particulieren, kwam Pieter dus maar naar Alkmaar. Hij kwam in de kost bij de weduwe Kuis aan de Geestersingel. Hij nam een verlopen petroleumzaakje over en kreeg er al gauw heel wat klanten bij, want er werd toen heel wat gekookt op petroleumstelletjes. Dit zal de laatste winter, de zogenaamde hongerwinter, niet meegevallen zijn. Want toen hadden de Duitsers het land wel zo ongeveer leeggeplunderd. Maar ze zijn de oorlog goed doorgekomen.

Maar trouwen en een huis krijgen) dat ging zo kort na de oorlog niet zo gemakkelijk. Er was vijf jaar niets gebouw) alleen maar kapot geschoten. Gelukkig kon Pieter in Friesland een baan krijgen als boerenknecht, wat hij voordien ook was en daar was een huis beschikbaar. Dus werd er op 2 mei 1946 getrouwd in Alkmaar en daarna afgereisd naar Friesland, alwaar het nieuwe leven begon.

Bakhuizen in Gaasterland. Ver van familie en vrienden, ouders, broers en zussen. Het moet voor haar een hele overgang zijn geweest in die tijd, toen er nog haast geen auto's reden. Doch mede door Pieter en de familie Bult, die daar een kruidenierszaak hadden, voelde zij zich al spoedig thuis.
Het was een dubbel woonhuis, maar piepklein. De buren bespeelden een harmonium maar in hun gedeelte kon je de psalmen zo meezingen. Achter het huis was een flink grasveld en het huis stond in het centrum van het dorp. De omgeving van Bakhuizen is een lieflijk landschap met vlakbij het prachtige Rijsterbos.

In maart 1947 werd hun eerste kind geboren, Johannes Petrus, die zij echter tot hun grote verdriet nog diezelfde maand moesten verliezen. Op 13 mei 1948 werd Liesbeth geboren, een gezonde dochter waar ze na weken van spanning ontzettend blij mee waren. Daarna kwamen Hans (mei 1948), Peter (mei 1950), Inke (februari 1951), Ria (februari 1952), Nelly (augustus 1955), Bonnie (juni 1959), Martin (januari 1962) en tot slot Auke in december 1964. Het zal

41


vol geweest zijn in het kleine huisje. Maar in 1966 of even later verhuisden ze naar een groter huis in een nieuwbouwwijk waar Pieter inmiddels een melkwijk had. Bij dat huis was ook een winkeltje waar Corrie allerlei zuivel en kruidenierswaren verkocht.

Als je naar haar toe wilde om er een paar dagen te logeren, was je altijd van harte welkom. Ik kwam een keer met 2 vrienden op de fiets een paar dagen logeren in dat kleine huisje, er werd ruimte gezocht en het werd een feest.
De tijd schreed voort en de oudste dochter Liesbeth trouwde met Tom Miltenburg te Lemmer. Daar kon Pieter werk krijgen in het bedrijf van Tom zijn vader. Daar werden schoeiingen en sluisdeuren gemaakt. Dus verhuisde het gezin naar Smak 31 te Lemmer.
In de jaren zeventig werd borstkanker bij Corrie geconstateerd. In 1971 waren ze 25 jaar getrouwd en dat hebben ze toch vreugdevol gevierd. Helaas kreeg Pieter in 1974 een zeer ernstig ongeluk op zijn werk, zijn borstkas werd ingedrukt wat hij niet meer te boven kwam. Op 30 september van dat jaar is hij gestorven.
Corrie moest alleen verder, zij had erg veel steun aan haar kinderen, maar het gemis blijft. En ook de kanker woedde bij haar voort. Zij wist het, uiterlijk althans, goed te dragen en was in die tijd zelfs bemoedigend voor anderen. Op 21 februari 1982 is zij overleden.
Geschreven door Jaap Louter, juli 2005.

Ina (Clazina Maria) Louter

Ina was het 12e kind. Ook Ina is geboren in het pand aan de Fabrieksweg, zo genoemd omdat de conservenfabriek van Hoogstraten daaraan stond. Het was een straat met aan één kant huizen, aan de andere kant was het spoor. Het werd ook wel de 'Wognumse' buurt genoemd.

Toen Ina 5 jaar was, verhuisde het gezin naar de Zocherstraat aangezien het huis aan de Fabrieksweg te klein werd. Na de oorlog heeft ze daar nog een poosje een naaiatelier gehad in een kamertje boven de voordeur. Zij repareerde daar kleding. Verder werkte zij thuis in de huishouding. Ina kwam bij mij niet besluiteloos over, ze was enigszins radicaal. In die tijd werd er in het voorjaar, het hele huis grondig schoongemaakt. Dan werd kamer voor kamer letterlijk alles overhoop gehaald. Zo gebeurde het dat de woonkamer aan de beurt was. Moe Louter was die dag te gast gegaan. De spiegel boven de schoorsteenmantel was voor die tijd wat ouderwets geworden. Bij veel mensen was daarvoor een zogenoemd Worteldoek gedrapeerd. Dit was een Indisch aandoend doek: dat was modern. Ina haalde de spiegel voorzichtig van zijn plaats en riep naar haar zussen: 'Meiden, wat wordt het: een spiegel of  een worteldoek?'. 'Een worteldoek' riepen ze in koor. En Ina liet de spiegel pardoes aan stukken vallen. En zo werd het een worteldoek.

Na verloop van tijd leerde zij Wiek Leek kennen. Wiek was bakker. Hij was met zijn ouders gerepatrieerd uit Indonesië naar Nederland. Zijn ouders hadden daar les gegeven. Voor Wiek waren er in Nederland weinig mogelijkheden. En zo werd besloten dat Wiek naar Australië zou emigreren om daar wat op te bouwen. Wiek vond werk in een centrale bakkerij  in Sydney. Ina trouwde met de handschoen op 25 september 1951 in Alkmaar. Zij vertrok naar Australië, waar zij op 12 februari 1952 voor de kerk trouwde. Het leven in Australië was voor Ina in het begin niet gemakkelijk. Wiek woonde in een soort veredelde garage en was gewend na zijn werk, wat vooral 's nachts gebeurde, met zijn maten een biertje te drinken. Ook kon  Ina de taal nog niet. Zij pakte de zaken echter stevig aan. Wiek kwam na zijn werk thuis en  Ina ging in een rubber laarzenfabriek werken waar zij door contact met anderen al snel de taal leerde.

42


Door de schouders eronder te zetten, wisten ze een betere huisvesting te bemachtigen. Ook werd er van werk veranderd en gingen zij een benzinestation runnen. Dat was een goede greep. Het benzinestation werd opgeknapt en er kwam een garage afdeling bij. Ina hield de boel netjes en schoon en zo kon het gebeuren dat ze zelfs een prijs wonnen als beste benzinestation. Ina hield ook de boeken bij. Het ging goed en zij konden een huis kopen met zwembad erbij, wat in die streken ideaal is.

In 1957 werd bun eerste zoon Hans geboren. En in 1962 volgde Petrus. Ook heeft Ina nog een aboriginal meisje groot gebracht. Ina heeft echter altijd veel heimwee gehad naar haar familie in Holland. Zij kwam vaak over en logeerde dan bij haar zussen Trien, Nellie en Rietje. Doordat zij wat minder mobiel is, woont zij nu in een bejaardenwoning en wordt bijgestaan door haar zoon Pieter .
Geschreven door Jaap Louter 2004

Nel (Petronella Maria) Louter

Geboren 16 juni 1927 op de Fabrieksweg in Alkmaar. Op haar vierde jaar verhuist de familie naar de Zocherstraat met fijne herinneringen. Met zus Rietje gingen ze stiekem gemengd zwemmen. Niet netjes voor een katholiek meisje. Later kregen we een abonnement, er was een avond in de week alleen dameszwemmen. Toen moeder eens kwam kijken, zei ze thuis bij terugkeer: "Pa, wat wij voor kinderen hebben wij. Ze duiken meteen al van de hoge duikplank!'
In oorlogstijd is Nel gaan werken bij haar zus Trien. Haar man zat in Duitsland, terwijl er net een tweeling was geboren. Later ging Nel in de verkoop bij Lienesch damesconfectie. Na de oorlog trouwt ze met Kees (Comelis AM.) de Boer op 22 november 1950 (kerkelijk op 14 juli 1951 ). Kees is eerst schilder en later filiaalhouder. In dit huwelijk zijn twee dochters geboren. Nel is later weer gaan werken in de damesconfectie. Na diverse verhuizingen wonen ze nu op een appartement in Alkmaar. Ze hebben inmiddels vier kleinkinderen.

Geschreven door Nel Louter
Foto 25 jarig huwelijksfeest 11 juni 1938
43


Jaap (Jacobus Johannes) Louter


Ook Jaap is geboren op de Fabrieksweg te Alkmaar op 24 juni 1928. Deze geboorte verliep niet gemakkelijk. Zijn moeder bleek namelijk suikerziekte onder de leden te hebben. Mede hierdoor was Jaap een baby van 12 pond. Ook lag bij zijn geboorte zijn linkerarmpje op zijn hoofd, zodat door niet deskundig handelen een zenuwcomplex werd geraakt waardoor zijn linkerarm achterbleef bij de groei. Hij heeft er echter geen frustraties van over gehouden in zijn leven.
Jaap groeide voorspoedig op, doorliep de lagere school en kwam voor de keuze welk beroep  te kiezen. Pa wilde hem niet in de eierenhandel, want door zijn arm kon hij de kisten met eieren niet tillen. Het werd uiteindelijk schoenmaker. In Limburg in Heythuysen hadden de Broeders van 'Onze lieve vrouw van zeven smarten', ook wel bekend als de Broeders van de 'Heibloem' een ambachtschool, waar diverse leden van de Louter familie een vak leerden, intern. Doch de Heibloem was door de Duitse bezetter gevorderd, zodat men moest uitwijken naar een groot herenhuis in het nabij gelegen Broekhuizen waar 52 jongens en 6 broeders ondergebracht werden. De tuin achter het herenhuis had een van de broeders vol gezet met tabaksplanten, zodat de broeders konden blijven roken en de stemming goed bleef. Les werd gegeven in het Juvenaat Wellerlooi, wel een halfuur lopen.

Het gebeurde nogal eens dat de geallieerden die toen oprukten, het Duitse Roergebied bestookten, waardoor wij 's nachts uit bed moesten en naar de kelder vluchtten. Het was dan een hevig tumult van afweergeschut en overvliegende bommenwerpers. Eenmaal is er een bommenwerper neergeschoten en op Grubbenvorst, een dorpje enige kilometers verder, neergestort met volle bommenlast. Toen lag er in dat dorp geen pan meer op de daken.
Na de vakantie augustus 1944 konden wij niet meer naar Limburg terug. Dat deel van Nederland was bevrijd. Voor Noord Nederland kwam voor velen nog de hongerwinter'. Ik  was thuis, we probeerden overal aardappelen te krijgen. Gert en ik gingen zelfs met een handkar naar Thijs en Bets in Schagerbrug, 25 km verder lopen. Vandaag heen en de andere dag terug. De aardappelen in eierenkisten. Ook haalden we 2x per week melk bij ome Arie in Schoorl op de fiets met 'antiplof' banden, dat waren reepjes autoband om de velg.
In november december 1944 werden er door de Duitse bezetter razzia's gehouden. Vaak werden werkbare mannen tussen de 18 en 45 jaar opgepakt en naar Duitsland afgevoerd om daar te werken. Ook gebeurde het dat mensen na een hele dag sjouwen een paar zakken aardappelen hadden kunnen kopen en dat alles bij een Duitse controle werd afgenomen. Van 22:00 tot 06:00 uur was het verboden zich op straat te bevinden. Men vond het toen raadzaam voor mij om weg te gaan uit Alkmaar. Ik ben toen naar Ome Jan en Tante Trijn in 't Zand gegaan en ben daar tot het einde van de oorlog gebleven. Na de oorlog ben ik toen nog 10 maanden op de Heibloem geweest.

Daarna heb ik bij diverse bazen gewerkt, maar langzamerhand begon ik mijn eigen klantenkring op te bouwen, zodat ik in de loop der tijd nog 3 dagen voor een baas werkte en 3 dagen voor mezelf Onderwijl had ik wat tweedehands schoenmakersmachines op de kop getikt. En op een dag dat Dorus Meijer zijn verjaardag vierde in Warmenhuizen, kwam ter sprake dat er een schoenmaker daar gestopt was, bij de Fam. Nannes op de Stationsweg kon   ik een kamer huren, dus op naar Warmenhuizen. Gert heeft al mijn spullen er heen gebracht. Dat was begin jaren 50. Het was er hard werken, soms werkte ik van vrijdagnacht op zaterdag gewoon door, want zaterdags moest alles weer afgeleverd worden, in diverse plaatsen. Op maandag kon je dan met de rekening komen en kon je eventuele nieuwe reparaties meenemen. Uren werden niet gerekend. Je ging door totdat je klaar was.
In Warmenhuizen leefde toen nog een bejaarde schoenmaker Dirk Zoon. Die wilde mij wel helpen als ik hem nodig had. Dan gaf ik hem een seintje. We konden het goed met elkaar
44


ik was mooi geholpen en hij verdiende er wat bij. Alleen de Drees-uitkering (nu geheten AOW) was geen vetpot.

In 1953 kwam mevrouw Nannes, in de volksmond 'Trijntje Buur' geheten, te overlijden. Dat bracht een hele verandering. Het huis werd verkocht en ik moest eruit. Dirk Zoon bood aan  dat ik zijn huis kon kopen. Na enig loven en bieden werd de koop gesloten. Dirk gaf mij een hypotheek voor het hele bedrag, hetwelk ik in 15 jaar zou aflossen in halfjaarlijkse termijnen. Ik kon daar beschikken over een kamer aan de weg en door de voordeur en de gang erbij te trekken, had ik de mogelijkheid mijn bedrijf daar uit te oefenen. Langzamerhand nam ik er  wat handel bij, zoals rubberlaarzen, pantoffels en later zelfs schoenen. Naast de voordeur kwam een kastje aan de buitenmuur, waar ik 9 paar schoenen kon tentoonstellen. Het passen gebeurde op dezelfde stoel als waar ik op zat te pikken.

In 1960 maakte ik kennis met Ria Bruin uit Alkmaar, die ik uitnodigde voor de bruiloft van Joop. Ik had weinig ervaring met vrouwen, zodat ik die avond weinig gesproken heb. Maar  het klikte tussen ons. Ik kon van de gemeente Warmenhuizen een duplex benedenwoning huren, op voorwaarde dat ik een nieuw huis zou laten bouwen. Op 22 juli 1961 zijn we getrouwd. Het was voor Ria een enorme overgang. Zij werkte toendertijd bij Pander in de Kalverstraat in Amsterdam, een zeer chique zaak en dan naar Warmenhuizen!

Het eerste jaar van ons huwelijk hadden wij een zeer strenge winter. Ria's moeder werd ziek en kwam tijdelijk bij ons in huis, wat voor Ria een extra belasting was, want zij was in verwachting van Mirjam. Het gaf ook veel gezelligheid. In het voorjaar ging moeder Bruin weer naar Alkmaar, maar het bleef tobben en in juli 1962 overleed zij. In augustus werd Mirjam geboren. De verloskundige vroeg een dag later of wij het via de dorpsomroeper  bekend hadden laten maken, want het hele dorp wist het. Mirjam was op zondag geboren en
's maandags zat ik langs de weg en als trotse vader kon ik het niet laten te zeggen dat ik een dochter had gekregen. We waren zeer gelukkig met elkaar en onze eerstgeborene, alhoewel het voor Ria jammer was dat ze haar kindje niet meer aan haar moeder kon laten zien.

In 1964 werd Pieter geboren op Oud-Wulpendorp, weer was er vreugde. Het huisje werd wel wat klein. Onze slaapkamer was achter de schuifdeur met een breedte van 2 meter, waarin stonden een 2 persoonsbed, een kinderledikantje en het wiegje voor Pieter, waar ik bijna overheen moest stappen. Maar er gloorde hoop. In de Burgerstraat had zwager Dorus een huis voor ons in aanbouw dat in augustus werd opgeleverd. Dat was een enorme verbetering. Hier werd Jaap Jan geboren in 1965, ons geluk was compleet. In dat jaar kochten wij ook onze eerste auto, een Renault 4 voor fl. 4.250,-.
Ondertussen verbouwden wij onze zaak, de werkplaats werd de winkel, waarin  een  aluminium pui, voor Warmenhuizen toen hypermodern, achter het huis een bouwkeet waarin de schoenmakerij was gevestigd. Het is dan 1966. Doch Warmenhuizen groeide niet, de mogelijkheden waren er beperkt. In tegenstelling met Heerhugowaard dat enorm uitbreidde. Wij daar eens kijken. Er werd een nieuw winkelcentrum gebouwd aan het Raadhuisplein. Er bleek nog een pand beschikbaar. Winkel beneden, woonhuis boven. Dat gekocht en in september 1969 openden wij onze nieuwe zaak. In Warmenhuizen alles verkocht, evenals een paar pandjes aan de Drieboomlaan in Hoorn, die Ria uit de erfenis van haar ouders toebedeeld had gekregen.

De zaken liepen meteen geweldig en na 2 jaar konden we ons een zomerhuis in Sint Maartenszee veroorloven voor de weekenden om er eens uit te zijn. In 1978 is er voor ons een bungalow gebouwd in de Pastoor Sprengerstraat te Heerbugowaard. In 1980 verbuizen we in maart de winkel naar de Middenwaard, een grote winkelcentrum in dezelfde plaats. Hier
45


hebben we nog 6 jaar zaken gedaan. Toen zijn we gestopt. De kinderen kozen een andere richting. Ria mist het contact met de mensen. Ze was dan ook onvervangbaar in de winkel evenals bij de inkoop. Zij was de sleutel van het succes.
Tot 1996 hebben we in de Pastoor Sprengstraat gewoond, toen zijn we verhuisd naar  Sportlaan 10. De kinderen waren inmiddels uitgevlogen. Hier wonen we ondertussen alweer ruim 8 jaar tot volle tevredenheid. Ik bewerk nog steeds een volkstuin en we hebben ene zeer gelukkig leven samen.
Getekend November 2004 door Jaap Louter

Rietje (Maria) Louter

Rietje werd geboren op 15 september 1929. Zij is de 15e telg in het gezin. Zij is geboren aan  de Fabrieksweg. Als Rietje elf maanden oud is, verhuist de familie Louter naar de Zocherstraat. Daar heeft Pa een dubbel woonhuis laten bouwen met een pakhuis erbij voor de eierhandel.
Er is een duidelijke regelmaat in het gezin Louter. Elke ochtend gaan de  kinderen om half acht naar de kindermis. Tijdens het eten zitten de groten aan de lange tafel en de kleintjes aan de kleine tafel. Naast de Louter kinderschare komen er veel vriendjes over de vloer.
De beste vriendin van Rietje is Sies Steenman, ze spelen vaak buiten. Ze hebben beide een konijn dat ze uitlaten in de tuin. Samen gaan zij vaak naar zus Trien op de Baansingel.

In de oorlog wordt het pakhuis gevorderd door de Duitsers die daar hun auto's repareren. Frans en Nico worden tewerkgesteld in Duitsland. Het eten is slecht, elke dag gaat Pa melk halen bij familie in Schoorl, daar krijgt hij ook wet bonen en erwten. Er worden emmertjes eten gehaald bij de gaarkeuken. Het is een zorgelijke tijd voor pa en moe maar gelukkig doorstaat het hele gezin de oorlog goed.

Vanaf haar vijftiende trekt Rietje veel op met haar goede vriendin Loes Ruiter. Zij gaan elke zondag naar de duinen en het strand. Zomers mag Rietje eigenlijk niet naar het  strand  van haar ouders, maar ze doet dat wel vaak. Brood mee en lekker op het stand zitten, wandelen en zwemmen. Ook trekken zij vaak de bossen van Bergen in, de fietsen zetten ze dan bij Jan en Nel. Rietje en Loes gaan samen naar Schola Publica in het Gulden Vlies. Hier worden lezingen gehouden over actuele onderwerpen. Rietje doet een jaar ambachtsschool: de opleiding kleermaker .

Rietje werkt korte tijd in de huishouding bij Dekker. Al snel gaat ze daar weg om net als Nel bij Lienas te werken voor 12 gulden per week. Doordat moe ziek wordt, gaat Rietje samen  met Ina de huishouding doen. Er zijn nog acht jongens thuis. Ook helpen Ina en Rietje de klanten. Zij gaan soms op zaterdagmiddag de stad in, een kroketje kopen bij Hulskamp.

Rietje is 18 als zij met Ina uit gaat om te dansen. Maar Rietje houdt eigenlijk niet zo van uitgaan. Zij wil niet op dansles. Rietje leert liever thuis dansen van broer Arie. Arie kan heel goed dansen en als buurman Molen piano speelt, zwieren zij achter op de plaats.
Soms gaan Ina en Rjetje een dagje naar Amsterdam, wandelen door de Spiegelstraat, naar de Bijenkorf, een museum of naar de bioscoop. Rietje houdt van lezen. Zij ruilt de boeken van Pa in de bibliotheek. Ze leest graag reisverhalen, zoals bijvoorbeeld De Conticki van Tor Heijerdaal.

Op het strand trekken Rietje en Loes vaak op met een clubje meisjes en jongens. Ook de verkenners uit Bergen zijn daarbij, de Voortrekkers. Zo ontmoet Rietje Henk Vijn uit Bergen. Al snel hebben ze verkering. Henk werkt bij zijn vader in de bakkerij. Later werkt Henk bij Oom Piet Vijn in de Leidsestraat in Amsterdam. Rietje is 24 als Henk belt: 'We hebben een
46


huis in Amsterdam'. Henk en Rietje trouwen in de sneeuw op 9 februari 1954.
Rietje vindt het fantastisch in haar eigen huis in Amsterdam. Al snel is ze in verwachting. Ineke wordt in januari 1955 geboren. Henk en Rietje hebben veel plezier met hun vrienden, waaronder Net Robeek en Gerard Lut.
Henk en Rietje kopen in 1956 de cafetaria in Heiloo. In juli verhuizen zij naar de Stationsweg in Heiloo. Samen werken ze in de zaak. Henk in de keuken en in de winkel, Rietje in de winkel. Daar wordt in 1956 Lia geboren en in 1961 Judith.

Het huis bij de zaak wordt te klein. Zij kopen een huis in de Commandeurslaan in Heiloo. Hier wordt Mirjam geboren in 1963 en Henk-Jan in 1967. Henk en Rietje kopen een zomerhuisje in Grootte Keeten. Daar rijdt Rietje in haar autootje naar toe, volgeladen met haar vijfkinderen en hun vriendjes.

Rietje beleeft veel plezier aan het bridgen met haar vriendin Yvon Wuijts. Rietje heeft een vriendinnenclub waar ze veel mee op trekt. Ze gaan dagjes uit maken reisjes en eten bij elkaar.


In januari 2001 overlijdt Henk na een kort ziekbed. Tijdens deze periode en na het overlijden hebben Rietje en haar kinderen veel steun aan elkaar. De kinderen en kleinkinderen zijn veel bij haar over de vloer. Rietje heeft acht kleinkinderen.
Het gezin aan de Zocherstraat in 1932

Joop (Jozef Petrus) Louter

Geboren aan de fabrieksweg te Alkmaar, d.d. 26 november 1930.
Joop is als laatste geboren op de Fabrieksweg, hij was er een van een tweeling. Zijn tweelingbroer werd Petrus Jozef genoemd. Die is echter op 1 mei 1931 overleden.
Hij groeide op in de Zocherstraat. Op jonge leeftijd, misschien 5 tot 6 jaar oud, kreeg hij een ontsteking aan zijn oog, dit woekerde zover door, dat hij helaas zijn ene oog moest verliezen. Het was natuurlijk een enorme ingreep, maar Joop heeft er goed mee kunnen leven. Hij kreeg een kunstoog. De lagere school heeft hij bij de broeders op de Aloysius school gelopen, ondertussen was de 2e wereldoorlog uitgebroken, daar is hij goed doorheen gekomen. Na de oorlog is hij naar de interne Ambachtsschool 'de Heibloem' gegaan, dit was in Heythuizen in Limburg. Daar heeft hij het bakkersvak geleerd bij de broeders van de orde van Onze lieve Vrouw van zeven smarten!
47


Na deze school goed doorlopen te hebben, heeft hij in Alkmaar diverse bazen gehad, onder andere bakker Schilder, Davelaar en bakker Leek in Heiloo. Overal steek je wat op en zo  werd Joop een allround brood en banketbakker.
Na enige tijd begon hem echter de zee te trekken. Hij monsterde aan via een kantoor en ging hij als kok de zee op. Dit heeft hij enige jaren gedaan met veel plezier.
Op een goede dag leerde hij een meisje kennen, zijn huidige vrouw Riet Kroon. Het klikte  met die twee en zo trouwde ze op 12 oktober 1960 te Limmen, waar Riet vandaan kwam en ook de bruiloft gevierd werd. Joop was ondertussen kok geworden in een bejaardenhijs te Amsterdam, dus ging het stel in Amsterdam wonen in een soort alkoofwoning op een van de grachten.
Daar werd hun eerste zoon geboren op 31 januari 1962, dit was een heel rijk bezit waar zij zeer gelukkig mee waren. Zij noemde hem Nicolaas Petrus Jozef naar zijn grootouders. Het huis was echter te klein geworden, dus konden zij een flat krijgen van de woningbouw in Amstelveen. Zij zijn Amstelveen nooit meer uitgegaan en hebben daar altijd heel prettig gewoond. Daar zijn ook hun drie andere kinderen geboren, Jeroen op 12 november 1964, Clazina op 15 maart 1968 en als sint Nicolaasgeschenk op 7 december 1970.
Zij leven nu samen in een leuke woning in de Jozeflaan, die recentelijk nog helemaal gerenoveerd is, waar Riet zich zeer verdienstelijk gemaakt heeft voor de mensen in de buurt   en voor de bouwers, waar ook nog een voor- en achtertuin bij is, waar Riet haar energie en groene vingers kwijt kan.

Piet (Petrus Jozef) Louter

Geboren 14januari 1932.
Piet werd als eerste geboren in de Zocherstraat. Het was daar ruim wonen, wat ook wel nodig was, want het gezin groeide ieder jaar. Piet was no.18. In de Zocherstraat heeft hij zijn jeugd doorgebracht. De lagere school heeft hij bij de Broeders van Oudenbos bij de Aloysiusschool doorgebracht (net als de andere kinderen).
Na de oorlog kwam hij van school af en kon thuis in de eierhandel komen werken. Daar  waren inmiddels ook melkproducten van Nutricia bijgekomen, zodat er werk genoeg was. Piet was zeer gezien bij de klanten en had er zo zijn eigen wijk. Ook was hij erg handig met  dingen te maken, wat zijn ogen zagen, konden zijn handen maken.

Als hobby hield hij een koppel postduiven, daar heeft hij mee gevlogen. Door de goede huisvesting, welke hij zelfstandig timmerde en regelmatig verbeterde, door gebruik te maken van nieuwe inzichten en door een uitgekiende verzorging, wist hij vele prijzen in de wacht te slepen. Ook kocht en verkocht hij duiven, welke door de goede resultaten zeer gewild waren. Bij de postduivenvereniging heeft hij ook lange tijd in het bestuur gezeten.
Buiten de duiven hield hij ook de tuin bij, ook hierin was hij zeer bedreven. Op 13 februari 1962 trouwde hij met Annie Kieft. Zij konden een huis huren op de Zijdam 15 boven, een gezellig huis midden in oud Alkmaar.

Op oudejaarsdag van datzelfde jaar werd hun dochter geboren Alexandra, roepnaam Sandra. Acht april 1964 kwam er nog een dochter bij Anja. In de tussentijd had Piet er vlakbij op de Achterdam de schilderswerkplaats van de vader van Kees de Boer kunnen kopen. Daar kon  hij lekker knutselen en op de zolder zijn grote hobby duiven houden. Ook kon hij er later zijn auto stallen. Piet zat echter niet stil en kocht een bestaand vooroorlogs huis in de  Hofdijkstraat. Dat huis heeft hij met vrienden en bekenden geheel gerenoveerd, in een prachtige staat gebracht met behoud van bestaande details. Zijn kinderen groeiden op en  kozen hun eigen weg. Door allerlei omstandigheden kon het huwelijk tussen Piet en Annie helaas geen stand houden en liep het uit op een scheiding.
Dit was een zeer moeilijke tijd. De kinderen wisten echter veel voor hun ouders te doen.
48


Zo woont Piet alweer enige jaren in een bejaardenwoning in de Baendealehof Hij is daar zeer tevreden en wordt door beide dochters heel goed bijgehouden. Annie heeft een huisje in de Kanisstraat. Nog steeds houdt Piet wat duiven op de Achterdam, wat net een mooi loopje is, waar hij nog van geniet, want hij is graag onder de mensen.

Jan (Johannis Antonios) Louter

Geboren 24januari 1933 te Alkmaar.
Jan is geboren in de Zocherstraat 25 te Alkmaar. Dit nieuwe huis met ernaast een pakhuis met bovenwoning had zijn vader recent laten bouwen. Er achter was een grote betegelde plaats  met een flinke tuin en stenen schuur. Jan groeide in die omgeving op en is op school gegaan op de Aloysiuslaan in de Koornlaan. Zijn handelsgeest manifesteerde zich al vroeg toen hij in de oorlog schriften en potloden inkocht en die in het pakhuis op gezette tijden aan de man bracht. Daarna heeft hij het banketbakkersvak gekozen wat hij leerde op de ambachtsschool. Hij heeft daarna bij verschillende banketbakkers gewerkt, waar hij zich verder bekwaamde in zijn vak, o.a. bij Bakker Schilder op de Stationsweg.
Deze tijd is onderbroken geweest omdat hij werd opgeroepen voor de militaire dienstplicht. Ondertussen kreeg hij kennis aan Wanda Leek. Van het een kwam het ander en op 7 mei 1957 trouwde zij te Alkmaar. Via een advertentie kochten zij een banketbakkerij in de Charlotte de Bourbonstraat in' s-Gravenhage, dus dat was verhuizen naar Den Haag en de schouders ertegen aan om het bedrijf omhoog te werken.
Na een aantal jaren konden zij een banketbakkerszaak in de Badhuisstraat te Scheveningen kopen. Hier zat meer perspectief in aangezien de winkel gelegen was in een van de betere winkelstraten. De winkel in de Charlotte Bourbonstraat werd afgestoten en ze verhuisden naar een huis bij de nieuwe winkel. Later hebben zij een huis gekocht op de Havenkade. Het was een goede stap geweest, de zaak floreerde. Wanda deed de winkel en Jan stond in de bakkerij. Met Pasen maakte hij diverse soorten Paaseieren en andere figuren van chocolade. Dit was waarschijnlijk een goede business want dit doet hij nog steeds, ook voor andere bedrijven. In 1979 hebben ze de zaak verkocht. Na een zomer zalig nietsdoen ging Wanda weer in haar oude vak werken bij het Hoofdbedrijfsschap Detailhandel voor 20 uur.
Jan heeft nog 11 jaar bij een collega gewerkt voor 3 dagen in de week en ging toen met  de  vut. Jan ontdekte dat er handel zat in 2e handsspullen, toen dat teveel werd zijn ze op vlooienmarkten gaan staan, wat ze ongeveer 10 jaar gedaan hebben.
In 1995 zijn ze naar Weert verhuisd, een mooie omgeving om uitstapjes te maken.

Ton (Antonius) Louter

Geboren in de Zocherstraat 25, te Alkmaar, op 2juni 1935.
Ton is als twintigste kind geboren, het was toen crisistijd, elk dubbeltje moest toen omgekeerd worden. Ton heeft daar gelukkig weinig van gemerkt, er werd zeer eenvoudig geleefd, wat noodzakelijk was.
Ton ging net als de andere kinderen naar de Aloysisus school, die hij met goed gevolg doorliep.
Na deze schooltijd is hij de kost gaan verdienen, o.a. als huisschilder bij zijn broer Nico, ook heeft hij thuis jaren in de eier- en melkproduktengroothandel gewerkt. Hij kon goed met de klanten opschieten en had er ook veel plezier in.
Ondertussen waren er in huize Louter regelmatig hulpen in de huishouding actief, die veelal tot hun trouwen bleven. Zodoende kwam ook Riet Stoop helpen. Zij had er veel plezier in, want er was met de zaak aan huis en nog een heel stel kinderen thuis altijd wel wat te beleven. Riet hield daar erg van. Zij kwam zelf ook uit een flink gezin. Ton en Riet zagen wel wat in elkaar zitten en zoals dat gaat, dat werd vaste verkering. Er kwam in de Zocherstraat een huis vrij aan de overkant van waar de Louters woonden, de prijs was redelijk dus het  paar gebruikte deze mogelijkheid om te trouwen, dit gebeurde dan ook op 18 juni 1963.
49


Na reeds 1 jaar werd daar Jan geboren op 3 juli 1964, een flinke zoon waar ze geweldig trots op waren. Ruim een jaar later kwam er een dochter bij op 18 december 1965. Ze noemde haar Hellen, hun geluk was compleet. Ton was inmiddels bij Koopman taxichauffeur geworden, aangezien de eierhandel aan Gert en Piet toegezegd was en er zonen van Gert emplooi in vonden. Over zijn tijd als taxichauffeur kan Ton vele kleurrijke verhalen vertellen.
In 1968 kwam er nog een zoon bij op 13 juni, die zij Rob noemde.
Het gezin groeide voorspoedig op, doch tegenslagen zijn hen niet bespaard gebleven. Ton werd suikerpatiënt. Hij kon gelukkig gewoon zijn werk blijven doen, maar deze ziekte geeft wel beperkingen waar je acht op moet slaan. Riet werd geconfronteerd met een zeldzame ziekte, waardoor haar keelopening zich vernauwde. Door diverse behandelingen  en medicijnen kan zij er nu redelijk mee leven.

De grootste slag die hun trof was echter bij hun oudste zoon Jan, bij wie een kwaadaardige huidkanker werd ontdekt, waaraan hij op 2 augustus 1998 overleed. Het is een schaduw die hun leven verder bepaald- Riet moet er over kunnen praten, voor Ton was er een heel andere verwerking van dit verlies, hij verwerkt het meer in zichzelf.
Hun andere 2 kinderen houden hun echter goed bij en komen regelmatig langs, zij hebben inmiddels 4 kleinkinderen waar zij zeer gelukkig mee zijn en waar zij graag op passen als de ouders werken.

Gerard (Gerardus Jozef) Louter

Geboren op 5 augustus 1937 te Alkmaar als jongste zoon van het gezin en geboren in de Zocherstraat 27. De Zocherstraat was een mooie rustige straat, waar je fijn kon spelen met de buurtkinderen. Jammer was dat in de oorlogswinter 1944/45 alle bomen clandestien gekapt werden.

Gerard heeft na de kleuterschool in de oorlog de lagere school op de Sint Aloysiusschool doorlopen. Deze werd geleid door de Broeders van Oudenbosch. Tijdens de oorlog werd er


verspreid door Alkmaar lesgegeven omdat de Koornlaan als Kazerne voor de Duitsers dienst deed. Na de Mulo te hebben afgesloten, ging hij door naar de H.T.S. te Haarlem (overigens toen nog M. T. S. geheten). Bier genoot hij een opleiding in de weg- en waterbouw.

Tijdens zijn HTS-tijd en in de vakantie ontmoette hij op de kaasmarkt zijn huidige vrouw Ottilie Anna Margarete Kempkes (Otti). Deze jonge dame bezocht met haar moeder eveneens de kaasmarkt. Zij hadden vanuit Dortmund een huisje betrokken op de camping in de duinen van Castricum. Na zijn schoolopleiding ging hij bij het bouwbedrijf NV Nelis werken. Waar hij zich verder bekwaamde in het berekenen van beton- en staalconstructies.

Na enige jaren werd het met Otti serieus en ging hij vanwege de afstand in het Oosten des  land werken. Hier deed hij ervaring op gebied van management en organisatie bij de  uitvoering van grote bouwwerken. Intussen trouwde hij met Otti in 1964 en het  jonge  echtpaar kregen alras een zoon Petrus Jahannes genaamd. Na enkele jaren gevolgd door de tweede zoon Paulus.

Gerard had met het studeren de smaak te pakken gekregen en deed naast zijn werk een universitaire opleiding bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Dit zou hem geen windeieren leggen, want daarna heeft hij carrière gemaakt bij het toenmalige Bouwfonds Nederlandse Gemeente. Hij besloot zijn loopbaan door in Berlijn een dochteronderneming op te richten, die zou uitgroeien tot een internationale Europese onderneming. Sinds 1998 geniet hij van de prepensioen, na ongeveer 40 jaar gewerkt te hebben.


Dat het studeren bij het gezin aanstekelijk werkte, was een van de oorzaken dat Otti als Duitse eerst de avond- VWO haalde. Met als pikante detail in het Murmelius gymnasium,  het gebouw waar wij vanuit de Zocherstraat op de klok konden zien hoe laat het was. Daarna  heeft ze het doctoraal Duitse Taal- en Letterkunde met succes afgerond aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. De studie heeft haar heel veel plezier gegeven bij haar hobby lezen.

Herinneringen van kleinkinderen

lneke van der Knaap -Morsch ( dochter van Trien Louter) vertelt over haar herinneringen aan Opa en Oma Louter in de Zocherstraat:
'Een herinnering heb ik nog van de bevrijding van de oorlog met Duitsland. Ik stond met een paar Ooms en Tantes voor het raam op de tweede etage (kamer Ome Frans) te kijken naar vliegtuigen die 'witbrood' naar beneden gooiden. Dit waren de Canadezen. En je vader (Jaap


Louter) die iedere week onze schoenen kwam halen voor reparatie. Hij had een prachtige motor. Ook kwam hij iedere zaterdagavond douchen en bracht de gerepareerde schoenen mee. In de Zocherstraat was het altijd gezellig. Bij Opa Louter was het altijd verplicht kaarten.
De grote jongens (mijn Ooms) zaten hem ook altijd te pesten! Opa had niet zoveel humor, Oma wel hoor. Als oudste kleindochter, en ik was naar haar vernoemd, vond ik dat ik altijd een streepje voor had bij haar en kreeg ik wel eens een mooi doosje of een ander mooi plaatje. Peter Louter (zoon van grote Jan) en ik zijn ook veel bruidskinderen geweest in de oorlog. Dan mochten we voor in de koets zitten en dat was prachtig, zo hebben we verschillende bruiloften meegemaakt, ook op het platte land.'

Peter Louter vertelt dat Opa altijd vroeg of hij wilde kaarten. Als hij dit nog niet kon, kon hij doorlopen. Ook vond Opa Louter doorleren maar niets. Toen hij wilde doorleren als oudste kleinzoon, is hier veel discussie over geweest met Opa.
Zakelijk was Opa Louter hard voor zijn kinderen. Hij trad niet graag als borg op voor zijn kinderen, zij moesten zichzelf redden.

Als klapstuk van dit document, nog enkele herinneringen van Trien Morsch-Louter

Jeugdherinneringen van Tante Trien Morsch-Louter (opgetekend door Peter Louter)


Met ome Jaap Louter en zijn zoon Pieter ben ik op bezoek bij Tante Trien Louter. Ze heeft  ons hartelijk verwelkomd en er is iets lekkers bij de koffie. Het is niet zo vreemd dat wij daar zijn. De interesse voor het verleden van de familie Louter hebben we gemeenschappelijk. Tante Trien is een van de langstlevende Louters, ze is van 1915. Over dat verleden kan zij ons nog veel vertellen, want haar herinneringen zijn nog scherp en gedetailleerd.
In de gezellige woonkamer hangt een prachtig jeugdportret van Tante Trien, geschilderd door haar dochter Ineke. Ik moet er vaak naar kijken. Soms is het alsof deze jeugdige Tante Trien aan het vertellen is.

De molen van Dekker/Schoorl.

De molen waar Oma Louter-Dekker (in dit stuk verder 'Oma' genoemd) vandaan komt, is in 1920 gesloopt. Toch kan Tante Trien zich deze nog goed herinneren. Ze heeft daar nog wel met Tante Zus gespeeld. Vlakbij woonde er een familie Bommer. Tante zus (Marie?) is later met Niek Ranzijn getrouwd. Ze had rood haar.
Later (dan 1920) verhuurde Opa Dekker 's zomers zijn huisje aan de Herenweg aan badgasten en logeerde dan zelf in het schuurtje dat bij de molen had gestaan.
Opoe Dekker was een lange dunne vrouw, die heel lief was. Ze was ook erg doof.
De vader van Tante Trien, Opa Louter (in dit stuk verder 'Opa' genoemd), bracht toen hij jong was boodschappen bij Dekker. Hij deed daar altijd twee gratis zakjes snoep bij, een voor de familie Dekker en een speciaal voor Oma.
Van de keren dat ze bij de molen is geweest herinnerd ze zich dat de deur van de molen meestal op slot was. Grote jongens tilden haar dan op zo dat ze naar binnen kon kijken. Dan schrok ze van het lawaai en de wieken. Voor de molen liep een grote sloot die naar het Kanaal ging. Grote Riet, haar zus, is daar nog eens ingevallen.
Tante Trien logeerde vaak in Schoorl bij Tante Zus. Opa Dekker had behalve de molen ook wat koeien. Ze hadden daar geen waterleiding of toilet, wel een waterput en een huisje boven de sloot (dat was het toilet).
Tante Trien speelde ook vaak met nicht Trien van Ome Gert de Schilder. Ze logeerde ook vaak bij Opie Louter die in Schoorl een winkel van sinkel had en ook vanuit de schuur klompen verkocht.


De Dekkers.
Oma had verschillende broers. Ome Jan Dekker woonde later in Zijdewind en was getrouwd met Betje Slijkerman uit Warmenhuizen. Ze woonden daar in een molen zonder wieken. Ome Jan was ook Molenaar en had daarnaast en kleine bouwerij.
Ome Gert Dekker was getrouwd met Jans Boots. Hij woonde in Ursem en werkte daar op de melkfabriek. Tante Trien herinnert zich hem als een leuke man, terwijl ze zijn vrouw met mocht.
Ome Frans Dekker was wegwerker bij de Provincie. Hij woonde met zijn vrouw in een huis aan het kanaal bij Akersloot. Hij was zeer muzikaal en kon goed fotograferen. Een man die in deze tijd wat had kunnen worden, volgens Tante Trien.
De Dekkers waren aardiger en sociale dan de Louters. Louters waren beste mensen, maar meer afstandelijk en teruggetrokken. Ome Frans Louter en Ome Nic leken meer op  de Dekkers dan op de Louters. Tante Trien voelde zich altijd goed thuis bij de Dekkers.

Foresterstraat.
Opa en Oma Louter hebben eerst in de Foresterstraat in Alkmaar gewoond. Daar was ook een klein winkeltje bij, waar Oma eieren verkocht. Opa wilde niet dat ze daar ook nog iets anders verkocht. Opa bracht in die tijd eieren naar Amsterdam en ventte die uit aan melkboeren en dergelijke. In Amsterdam had hij ook een knecht die hem hielp om de gehuurde handkar,  waar de eieren op vervoerd werden, over de steile bruggen te duwen.
Op de Foresterstraat hebben ze tussen de twee en drie jaar gewoond. Opa, die altijd met de trein naar Amsterdam ging, zag op de Fabrieksweg een huisje te koop staan toen hij een keer uit Amsterdam kwam.

Fabrieksweg.
De woning aan de fabrieksweg was een klein eensgezinshuis. In de hoek van de voorkamer was daar een klein kastje waar de gasmeter in zat. Op het kastje stond een beeld van de Heilige Theresia. Ze verhuisden naar de Fabrieksweg in de kermisweek. Het was er niet groot. Beneden waren er twee kamers. Maar de voorkamer was de nette kamer en daar mochten ze niet komen. Boven was er een kamer met twee bedsteden. Tante Trien sliep aan het voeteneind bij haar broertjes Frans en Nico in bed. Achter het huis stond een boet met een eierput er in.
In het begin waren er dienstbodes op de Fabrieksweg. Neel Goudsblom uit Warmenhuizen was er lange tijd. Tante Trien herinnert zich ook nog een Anna Dirkson, die geen leuke vrouw was. Eerder was er ook nog een nicht van Opa die als dienstbode in huis was. Ook Tante Trijn en Tante Marie hebben op de Fabrieksweg Oma geholpen.
Toen Tante Trien en Tante Bets van school kwamen, vond Opa dat ze zo snel mogelijk het huis uit moesten. Opa wilde dat ze voor dag en nacht bij anderen gingen werken. Oma wilde dat beslist niet. Tante Trien heeft altijd thuis gewerkt.
Op de Fabrieksweg kocht Opa ook zijn eerste vrachtauto, een Ford. Opa kon hem in het begin niet in zijn achteruit krijgen en werd daar vreselijk zenuwachtig van. Hij ging toen maar terug naar Jan Witte, waar hij hem gekocht had, om te vragen hoe het moest.
In 1931 verhuisden ze naar de Zocherstraat. Dat pand heeft Opa naar eigen wens laten bouwen. De bouw kon bijna helemaal cash worden betaald. Doordat ze zuinig leefden, zat het financieel wel goed. Tegen de paastijd leende hij wel eens wat geld bij de Twentsche Bank omdat er dan veel handelskapitaal nodig was. Ome Gert Lieftinck, een bollenboer, leende wel weer eens van Opa. Toen later de Twentsche Bank opging in ABN/AMRO, was het met 'ons kent ons' gedaan. Ze vroegen hem het hemd van het gat toen hij weer eens geld wilde lenen. Dat beviel hem zo slecht dat hij wegliep. Opa was tegen verzekeringen. Hij vertrouwde het niet en het kostte geld. Hooguit was er een brandverzekering voor het huis.


Thuis
Opa Louter was streng, maar probeerde ook eerlijk te zijn. Je ging bij hem ook wel eens over de knie als je wat uitgehaald had. Tante Trien herinnert zich van een keer dat ze bij hem op schoot heeft gezeten. Opa las ook wel eens voor uit Karl May. Zondagsmorgens sneed hij het brood. Het avondgebed baden de kinderen vaak met hun gevouwen handen op Opa's schoot. Opa had meer op met de jongens dan met zijn meiden. Met zijn gedachten was hij vaak bij de eierhandel. Sinterklaas was altijd een groot feest met mooie cadeaus die 's morgens op een krant op een stoel waren uitgestald. De cadeaus werden gekocht in Schoorl (bij ome Johan) en later ook in het Zand (bij Ome Jan). Op de avond voor Sinterklaas gingen Opa en Oma langs bij bakkers die klant waren om snoepgoed te kopen.

Verjaardagen kregen in het gezin niet veel aandacht. Eens per jaar gingen ze met het hele gezin op de vrachtwagen een dagje uit naar het klimduin in Schoorl. Tante Trien las in haar jeugd graag en veel en daar was wel ruimte voor.
Opa en Oma hadden een goed huwelijk. Ze waren allebei zeer gelovig. Maar als het er op aan kwam, was Oma de baas. Oma dacht ook goed na en had vaak gelijk.
Zoals gelovigen in die tijd deden ze niet aan kinderplanning. Het grote aantal geboorten verklaart Tante Trien daar uit en ook uit het feit dat Oma nauwelijks borstvoeding had voor de kinderen en daardoor altijd weer snel in verwachting raakte.
Door het grote kindertal was het gezin beroemd. Toen Opa en Oma 25 jaar getrouwd waren in 1938 stond er een foto van het gezin in de Katholieke Illustratie. Een dochter van een klaverjasmakker van Opa, ene Boot, had die foto opgestuurd.
Bij het 40-jarig huwelijk kwam het gezin uitgebreid in de Alkmaarsche Courant te staan. Als Opa en Oma niet thuis waren speelde ome Arie de baas. Op een avond dat ze naar de (verboden) 'bonte dinsdagavondtrein' zaten te luisteren in plaats van naar de vastenpredikatie, zette ome Arie toen hij thuiskwam de knop meteen om.

Toen het de tijd voor dansles werd, wilde Oma niet dat ze naar de nieuwe R.K. dansschool ging. Opa vond het echter een goed idee en toen stemde Oma er ook mee in. Ze  kregen meteen nieuwe jurken.
De eierhandel was een goed lopende zaak. Vooral in Amsterdam waren eieren geliefd vanwege de vermeende invloed op de vruchtbaarheid. Hoewel iedereen die kon helpen, hielp in het eierbedrijf, deed Opa de zaak alleen. Dit veranderde toen Gert in de zaak kwam. Zijn oudere broer Jan wilde niet in de zaak omdat hij het niet goed met zijn vader kon vinden.

De oorlog.
In de oorlog was er weinig handel. Ome Gert redde zich met zwarthandel (boter!) in Amsterdam. In die tijd ging het gezin regelmatig naar Schoorl en aten daar. In 1937 of 1938 was de Ford vervangen door een Chevrolet. Maar deze vrachtauto werd in 1941 door de Duitsers gevorderd.
Van Ome Jaap herinnert Tante Trien zich dat die nog wel overhemden heeft gedragen die gemaakt waren van meelzakken en genaaid door zijn zussen. Iedereen, maar vooral Opa, zat erg in over de jongens die in Duitsland zaten. Ome Nic had in die tijd toen hij gedwongen tewerk gesteld was in Saarbrücken daar verkering. Daarom kwam hij pas na een paar  maanden na afloop van de oorlog terug naar huis. Daar kwamen nog brieven voor hem uit Duitsland. Die zijn tot verdriet van ome Nic door Opa verscheurd.


Opgetekend 25 februari 2004, door Peter Louter.