maandag 19 januari 2015

Vandaag ging ik naar de moskee

                                                                       
Moskee Amsterdam ZO


Vandaag werd de oudste zoon van een vluchtelingenfamilie die we goed kennen begraven. Iets meer dan een week geleden heeft een tragische gebeurtenis in een ver land een einde aan zijn leven gemaakt. We waren bevriend al zagen we elkaar niet zo vaak. Als we elkaar tegen kwamen ging het altijd ook weer over de fles wijn die ik van hem had gewonnen en die hij zou komen brengen om samen op een mooie avond buiten op te drinken. We zouden over van alles en nog wat praten want voor hem bestonden geen grenzen voor waar je het samen over kon hebben. Mirweis (1973-2014) moet hebben gedacht dat er nog alle tijd van de wereld zou zijn. Maar ineens is hij er niet meer en heeft zijn familie en vrienden in rouw en verdriet achter moeten laten. Zijn vader is hem al een aantal jaren geleden voorgegaan. Zijn vader was mijn vriend en leraar. Ik mis hem nog dagelijks. Zeker in tijden al deze mis ik zijn raad en wijsheid.

Vandaag heb ik in de Moskee (Amsterdam Zuid-Oost) voor hen beiden gebeden. Vanuit  mij ongelovigheid heb ik mijn gebeden toch het universum in gestuurd om hun leven te gedenken en steun voor de familie te vragen. Verdriet ken geen grenzen, nationaliteit, kleur of religie. Het is universeel. Rouw, las ik ooit ergens, is het verdriet van het gemis. Dat heb ik vandaag weer ervaren
De moskee was gevuld met landgenoten. Ik had mijn schoenen te snel uitgetrokken en belandde in de ontvangsthal waar zijn mannelijke familieleden de condoleances in ontvangst namen.  De vrouwen, ook mijn vrouw, werd verwacht op de gaanderij die met glas en gordijnen van de gebedsruimte was afgescheiden. Het was een sobere plechtigheid met de nodige imams op de eerste rij. Sommigen hadden hun baard met oranje henna gekleurd, anderen droegen sportschoenen onder hun djellaba’s  en dat stoorde me een beetje.

Op de gaanderij was het zo koud volgens mijn vrouw dat er vrouwen waren die hun sjaal over hun knieën legden om ze warm te houden. Ze namen ook niet actief deel aan het gebed. Oneerbiedig dacht ik onder het gebed aan moslimgymnastiek. Het opstaan, buigen, op de knieën gaan en met het hoofd de grond raken vergt toch wel enige lenigheid. Althans dat merkte ik bij de bewegingen waarvan ik dacht dat ik ze uit eerbied wel mee kon doen, maar die me herinnerden aan de leeftijd en ongeoefendheid van mijn spieren. Mirweis kennende zou hij het met een glimlach hebben gadegeslagen en er innerlijk pret om stijve bewegingen hebben gehad.

De begrafenis zelf, een mannending waarbij de vrouwen afwezig zijn, heb ik aan me voorbij laten gaan. De afscheidsdienst met al die mannen, waarvan velen verdrietig, was genoeg. Ik heb me even een van hen gevoeld, of beter wellicht, ze hebben me een van hen gemaakt. Als een van de spaarzame autochtone Nederlanders zijnde,  gaven ze me de indruk welkom te zijn en voelde ik me niet verdwaald. Zo zou Mirweis het ook hebben gewild.

Mirweis is er niet meer. Hij laat een zoon (9)  na. Het is de manier waarop we allemaal een beetje voortbestaan in onze kinderen en kleinkinderen. Als hij wat groter is hoop ik hem nog eens mijn verhalen over zijn vader en zijn grootvader te kunnen vertellen. Ik zou hem graag vertellen dat ze grote mannen waren, mannen waar iedereen trots op kon zijn.