Het was een
paar jaar na de oorlog dat sinaasappels weer verkrijgbaar waren in Nederland.
Vermoedelijk was het in 1948 of 1949 dat ze voor de eerste keer bij ons op tafel
kwamen. Mijn moeder vond dat we ze regelmatig moesten eten omdat het goed voor
onze gezondheid zou zijn. Maar hoe krijg je je kinderen aan de sinaasappel als
ze die voor het eerst zien.
Daar hadden
ze wat op bedacht. Na een zondagse maaltijd bleef het toetje achterwege. In plaats
van een puddinkje kregen we een sinaasappel, verklaarde mijn moeder plechtig.
En mijn vader, aan het hoofd van de tafel, zou laten zien hoe je die vrucht te
lijf ging.
Eerst rolde
hij de sinaasappel tussen zijn handen en liet vervolgens zien hoe je met een
mes de schil kerfde en die vervolgens pelde. Daarna verdeelde hij de ontblote
vrucht in partjes. Achteraf terugkijkend vermoed ik dat mijn moeder een idee
volgde uit de Beatrijs (de katholieke Libelle) dat de komst van nieuwe vruchten
begeleidde. Afijn, de partjes lagen op het bord van mijn vader uitgesteld en
wij wachtten op het moment suprême, vader eet een sinaasappel.
Het werd een
feest. Nadat het onze beurt was om een stukje in de mond te steken, leefde we
ons uit in het trekken van verzuurde samengeknepen gezichten. Lachen geblazen
natuurlijk, maar voor enkelen van ons was het vertrekken van ons gezicht geen
grap. We leden hetzelfde lijden als onze arme vader. De sappen van het partje
sinaasappel deed een aanval op onze zuurpapillen. Zeg maar een bombardement,
want het was onverdraaglijk.
Als nooit
eerder werd ik me er bij deze gelegenheid van bewust dat zure dingen nauwelijks
verdraagbaar waren. De ellende daarvan is dat het niet zo maar door je omgeving
wordt geaccepteerd. “Stel je niet zo aan”, kreeg ik regelmatig te horen. Pas
veel later kwam ik achter de oorzaak. De verdeling van smaakpapillen op de tong
is niet bij iedereen hetzelfde. De papillen voor ‘zuur’ liggen aan de zijkant
van de tong. Vandaar dat je je wangen intrekt als je iets te zuur vindt.
Sommige mensen, en bij mij is dat het geval, hebben een overmaat aan
zuurpapillen. Zuur heeft dan een veel groter effect dan bij mensen die een
normale verdeling van zuurpapillen hebben. De verdeling van smaakpapillen is
genetisch bepaald. Ik ga er dus van uit dat veel meer Louters dat mee hebben gekregen
en daardoor de neiging hebben om zuur te mijden.
Tot mijn
ongeluk ben ik getrouwd met een vrouw die een verzaligd gezicht trekt als ze
een net uitgeperste citroen gulzig naar binnen slorpt. Alleen het zien al
bezorgt me rillingen. In de eerste jaren van ons inmiddels lange huwelijk vond
ik de sla altijd te zuur, aan sinaasappels waagde ik me niet en van appels
wilde ik eerst heel zeker weten dat ze zoet genoeg waren. Ze vond me maar een
aansteller en het heeft enige jaren geduurd voor ze bereid was om mijn verhaal
over smaakpapillen te geloven. Of ze het echt gelooft, weet ik nog steeds niet
zeker. Maar als bijdrage aan het in stand
houden van ons lange huwelijk wordt de sla tegenwoordig bereid met een zoetige saus
waarin een verre herinnering aan zuur nog een beetje aanwezig is. Zelfs nu nog gaat
de eerste hap met wantrouwen.